De banden kunnen klappen, in het bijzonder bij toenemende belading en snelheid.
De banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten, hetgeen de grip sterk nadelig beïnvloedt.
De rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
ten minste maandelijks
bij veranderde belading
voor aanvang van een langere rit
bij veranderde gebruiksomstandigheden, bijv. rijden in het terrein
De levensduur van de band wordt verkort.
Beschadiging van de banden wordt in de hand gewerkt.
Het rijgedrag en daarmee de rijveiligheid worden nadelig beïnvloed, bijvoorbeeld door aquaplaning.
Wanneer de bandenspanning herhaaldelijk daalt, kunnen velg, ventiel of band beschadigd zijn.
Een te lage bandenspanning kan tot een klapband leiden.
Gegevens over de geadviseerde bandenspanning voor de af fabriek op uw auto gemonteerde banden vindt u in de bandenspanningstabel aan de binnenzijde van de tankdopklep meer.
Voor het controleren van de bandenspanning een geschikte bandenspanningsmeter gebruiken. Het uiterlijk van een band geeft geen uitsluitsel over de bandenspanning.
Auto's met bandenspanningscontrole: De bandenspanning kan ook via de boordcomputer worden gecontroleerd.
De auto was ten minste drie uur geparkeerd zonder zonnestraling op de band.
De auto heeft minder dan 1,6 km gereden.
Een stijging van de bandentemperatuur van 10 °C verhoogt de bandenspanning circa 10 kPa (0,1 bar, 1,5 psi). Hier rekening mee houden, als de bandenspanning wordt gecontroleerd als de banden warm zijn.
Voor de banden van de achteras geldt uitsluitend de in de bandenspanningstabel geadviseerde bandenspanning voor een verhoogde belading.