Wanneer de DRIFT MODE wordt gebruikt, is het ESP® niet beschikbaar.
Er bestaat verhoogd slipgevaar en gevaar voor ongevallen!
Het ESP® is uitgeschakeld meer.
Het rijprogramma is geselecteerd meer.
De portieren, de motorkap en het kofferdeksel/de achterklep zijn gesloten.
De motor draait en de transmissie en de motor zijn op bedrijfstemperatuur.
De transmissie staat in de handmatige modus, – handmatig schakelen is geactiveerd meer.
Het gebruik van de DRIFT MODE vereist een buitengewoon gekwalificeerde en ervaren bestuurder.
De veiligheidsaanwijzingen en de informatie over het onderwerp ESP® lezen meer.
U kunt de DRIFT MODE tot een snelheid van 99 km/h inschakelen.
Wanneer aan alle inschakelvoorwaarden is voldaan, toont het multifunctioneel display de melding DRIFT MODE bevestigen: Paddle UP annuleren: Paddle DOWN en knippert het waarschuwingslampje .
Het multifunctioneel display toont de melding DRIFT MODE afgebroken en het waarschuwingslampje dooft.
Het multifunctioneel display toont de melding DRIFT MODE actief en het waarschuwingslampje brandt.
De melding DRIFT MODE actief verdwijnt en het waarschuwingslampje dooft.
Het ESP® wordt ingeschakeld.
Het handmatig schakelen wordt gedeactiveerd – de transmissie staat in de stand .
Het rijprogramma wordt uitgeschakeld.
De auto wordt geparkeerd.
Na het driften en alvorens verder te rijden de wielen en banden controleren op beschadigingen. Controleert u vooral de profieldiepte en het loopvlak over de gehele breedte van de banden meer.