Het systeem controleert met behulp van de bandenspanningssensor de bandenspanning en de bandentemperatuur van de op de auto gemonteerde banden.
De bandenspanning en de bandentemperatuur worden op de boordcomputer weergegeven meer.
Bij duidelijk drukverlies of te hoge temperatuur van de band wordt de bestuurder door displaymeldingen meermeermeermeermeermeermeermeermeer of het waarschuwingslampje in het combi-instrument meergewaarschuwd.
De bandenspanningscontrole is slechts een hulpmiddel. De bestuurder is ervoor verantwoordelijk, de bandenspanning in te stellen op de geadviseerde, voor de bedrijfsomstandigheden geschikte bandenspanning voor koude banden.
In de meeste gevallen herkent de bandenspanningscontrole de referentiewaarde automatisch nadat de bandenspanning is gewijzigd. De referentiewaarden kunnen echter ook door handmatig opnieuw starten van de bandenspanningscontrole worden geactualiseerd meer.
Er zijn verkeerde referentiewaarden ingeleerd.
Er treedt een plotseling drukverlies op, bijvoorbeeld veroorzaakt door een binnengedrongen voorwerp.
Er treedt een storing door een andere radiobron op.