Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u een stroomstoot krijgen.
De laadkabel en de laadkabelstekker kunnen tijdens het opladen binnen de toegestane grenswaarden warm worden.
De stroomvoorziening van het stroomnet en de laadkabel zijn intact.
De aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van de laadkabel en het bedieningselement op de laadkabel zijn in acht genomen.
De laadkabelstekker niet met overmatige kracht (maximaal 300 N) tot de aanslag in de voertuigstekkerdoos steken. Anders kunt u de voertuigstekkerdoos, de laadkabelstekker of de contacten beschadigen.
De transmissie staat in de stand
.
De auto is ontgrendeld of de afstand van de sleutel tot de auto is niet groter dan 1 m.
De auto is uitgeschakeld. De weergave
op het instrumentendisplay is uit.
De laadkabel staat niet onder trekspanning.
Type 1 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3)
Type Combo 1 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3) en gelijkstroomladen (mode 4)
Type 2 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3)
Type Combo 2 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3) en gelijkstroomladen (mode 4)
![](../../assets/images/603d67957d79905eac190d2b711481c8_1_-----.jpg)
![](../../assets/images/e84ffba87d79985dac190d2b711481c8_1_-----.jpg)
![](../../assets/images/423969810b52a683354ae36531593424_1_-----.png)
Het controlelampje en de bovenste statusindicatie
branden wit.
Wanneer de auto is ingeschakeld (melding op het instrumentendisplay aan), kan de contactdoosklep
niet worden geopend.
Wanneer de contactdoosklep ondanks een ontgrendelde auto niet opengaat, kan de contactdoosklep worden noodontgrendeld meer.
![](../../assets/images/cf4dcd5f0b52b3f0354ae36531593424_1_-----.png)
![](../../assets/images/445473de0b52aab9354ae36531593424_1_-----.png)
Bij auto's met een voertuigstekkerdoos Combo is voor de laadkabelstekker alleen de aansluiting nodig. Alleen het bovenste deel van het contactdoosdeksel openen
.
![](../../assets/images/d3dddf010b52b1dd354ae36531593424_1_-----.png)
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet op trekspanning wordt belast.
Het controlelampje en de onder statusindicatie
knipperen oranje en, zodra de hoogspanningsaccu wordt opgeladen, groen.
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten, kan de auto niet worden ingeschakeld en niet worden bewogen.
Aan het begin van het opladen wordt in het instrumentendisplay de laadtoestandweergave met een laadprognose weergegeven. De oplaadprognose is de verwachte laadtoestand op de ingestelde vertrektijd of het tijdstip waarop de hoogspanningsaccu volledig is opgeladen.
Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van de temperatuur, de ventilator en het accukoelsysteem hoorbaar inschakelen.
Wanneer de auto gedurende langere standtijden op het stroomnet is aangesloten, wordt de hoogspanningsaccu automatisch opgeladen wanneer dat nodig is of wanneer elektrische verbruikers (bijvoorbeeld de klimaatregeling vooraf) worden geactiveerd.
De auto is uitgerust met een elektrische zekering tegen te hoge spanningen in het stroomnet. Deze elektrische zekering kan bijvoorbeeld bij zwaar onweer worden geactiveerd en kan tot activering van de zekering van het pand en een laadonderbreking leiden. Deze functies dienen ter bescherming van de auto.
Na het weer inschakelen van de zekering van het pand wordt het opladen automatisch voortgezet. Bij een laadonderbreking zonder dat de zekering van het pand wordt geactiveerd, kan het tot tien minuten duren alvorens het opladen automatisch wordt voortgezet.