Als het ESP® wordt uitgeschakeld, zorgt het ESP® niet meer voor stabilisatie van de auto.
Bij het wegrijden op een natte of gladde rijbaan
Bij het remmen
Een of meerdere wielen worden doelgericht afgeremd.
Het motorvermogen wordt aangepast aan de situatie.
De rijstabiliteit wordt niet meer verbeterd.
De aangedreven wielen kunnen doordraaien.
De tractieregeling ETS/4ETS is nog steeds actief.
Ook als het ESP® is uitgeschakeld, wordt u bij het remmen nog steeds ondersteund door het ESP®.
De rijstijl aan de actuele verkeers- en weersomstandigheden aanpassen.
Het ESP® in geen geval uitschakelen.
Het gaspedaal bij het wegrijden slechts zo ver indrukken als nodig is.
Bij gebruik van sneeuwkettingen
In diepe sneeuw
Op zand of grind
De doordraaiende wielen zorgen door freeswerking voor een betere tractie.
Als het waarschuwingslampje ESP® permanent brandt, is het ESP® vanwege een storing niet beschikbaar.
De tractieregeling ETS/4ETS is onderdeel van het ESP® en maakt het mogelijk weg te rijden op een gladde rijbaan.
Als u het rijprogramma selecteert, wordt automatisch een special op terrein afgestemd ETS geactiveerd.
Wanneer de aangedreven wielen doordraaien, worden ze afzonderlijk afgeremd.
Er wordt meer aandrijfkoppel overgebracht naar het wiel of de wielen met grip.
De rijprogramma's maken een aanpassing van het ESP® aan verschillende weersomstandigheden, de staat van het wegdek en de gewenste rijstijl mogelijk. Afhankelijk van het gekozen rijprogramma wordt de betreffende ESP® modus geactiveerd. De rijprogramma's kunnen ook worden ingesteld met de DYNAMIC SELECT-schakelaar meer.