Portieren openen en daardoor andere personen of verkeersdeelnemers in gevaar brengen.
Uitstappen en door het verkeer worden gegrepen.
Uitrustingen van de auto bedienen en bijvoorbeeld bekneld raken.
De parkeerrem vrij te zetten.
De transmissiestand te wijzigen.
De auto starten.
Als het controlelampje bij het indrukken van de toets of niet gaat branden, is de batterij ontladen.
De batterij van de sleutel vervangen meer.
de portieren
de tankdopklep
het kofferdeksel
Als de auto niet binnen circa 40 seconden na het ontgrendelen wordt geopend, wordt deze weer vergrendeld. De diefstalbeveiliging wordt opnieuw geactiveerd.
De sleutel niet bewaren bij elektronische apparaten of metalen voorwerpen. Dit kan de werking van de sleutel nadelig beïnvloeden.