Deuren openen en daardoor andere personen of verkeersdeelnemers in gevaar brengen.
Uitstappen en door het verkeer worden gegrepen.
Uitrustingen van het voertuig bedienen en bijvoorbeeld bekneld raken.
De parkeerrem vrij te zetten.
De transmissiestand te wijzigen.
Het voertuig te starten.
![](../../assets/images/16a669e29945d20dac190d2b0ce15171_1_-----.jpg)
![](../../assets/images/423969810b52a683354ae36531593424_1_-----.png)
In het combi-instrument verschijnt het rode controlelampje .
Alleen wanneer het controlelampje continu brandt, is de elektrische parkeerrem correct ingeschakeld.
![](../../assets/images/16a669e29945d20dac190d2b0ce15171_1_-----.jpg)
![](../../assets/images/423969810b52a683354ae36531593424_1_-----.png)
In het combi-instrument dooft het rode controlelampje .