De wiel‑ en bandenmaten en het bandentype van het nood‑ of reservewiel en het te verwisselen wiel kunnen verschillend zijn. Als het nood‑ of reservewiel wordt gemonteerd, kunnen de rij-eigenschappen sterk worden beïnvloed.
Om risico's te vermijden, de volgende punten in acht nemen:
De bandenspanning van het gemonteerde noodwiel controleren. Deze eventueel aanpassen.
De toegestane maximumsnelheid met gemonteerd noodwiel is 80 km/h.
Geen sneeuwkettingen op het noodwiel aanbrengen.
Het noodwiel uiterlijk om de zes jaar laten vervangen, ongeacht de slijtage.
Auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem: Bij een gemonteerd noodwiel kan het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet betrouwbaar werken. Deze pas opnieuw starten nadat het noodwiel door een nieuw wiel is vervangen.
Auto's met bandenspanningscontrole: Bij een gemonteerd noodwiel kan de bandenspanningscontrole niet betrouwbaar werken. Deze pas opnieuw starten nadat het noodwiel door een nieuw wiel is vervangen.
Auto's met bandenspanningscontrole: Bij een gemonteerd noodwiel kan de bandenspanning van het verwijderde wiel nog enkele minuten worden aangegeven.