Starthulp en 12‑V‑-accu opladen
Voorwaarden
De auto is met de elektrische parkeerrem beveiligd.
Automatische transmissie: De transmissie staat in de stand .
Handgeschakelde versnellingsbak: De versnellingsbak staat in de neutraalstand.
Het contact en alle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.
De motorkap geopend.
De afdekking
in de richting van de pijl omhoogklappen.
De afdekking
van de plusaansluiting
op het hulpstartpunt in de richting van de pijl schuiven.
De plusaansluiting
aan de eigen auto en de pluspool van de externe accu met de start-/laadkabel verbinden. Daarbij beginnen met de plusaansluiting
van de eigen auto.
Bij starthulp:
De motor van de hulpbiedende auto met stationair toerental laten draaien.
De minpool van de externe accu en het massapunt
aan de eigen auto met de start-/laadkabel verbinden. Daarbij met de externe accu beginnen.
Bij starthulp:
De motor van de eigen auto starten.
Bij opladen:
Het opladen starten.
Bij starthulp:
De motoren enkele minuten laten draaien.
Bij starthulp:
Voordat de startkabel wordt losgemaakt een elektrische verbruiker van de eigen auto, b ijvoorbeeld de achterruitverwarming of de verlichting, inschakelen.
Als de starthulp of het opladen beëindigd is:
De startkabel/laadkabel eerst van het massapunt
en de minpool van de externe accu losmaken, vervolgens van de plusaansluiting
en de pluspool van de externe accu. Hierbij telkens beginnen bij de contacten van de eigen auto.
Na het verwijderen van de start-/laadkabels, de afdekking
van de plusaansluiting
sluiten.
De afdekking
sluiten.
Als de auto met starthulp is gestart, kan de elektro-aandrijving eventueel gedurende circa 30 minuten niet beschikbaar zijn.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwalificeerde werkplaats.