Remote parkeerassistent bedienen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door objecten boven of onder het herkenningsgebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het herkenningsgebied bevinden, kunnen de volgende situaties optreden:
Daardoor kunt u een aanrijding veroorzaken.
De actieve parkeerassistent in deze situaties niet gebruiken.
Voorwerpen die zich boven of onder het registratiegebied van de parkeerassistent bevinden, worden bij het opmeten van de parkeerplek niet herkend. Hiermee wordt daarom ook geen rekening gehouden bij het berekenen van de parkeerprocedure. Dit geldt bijvoorbeeld voor uitstekende lading, overhangen of laadplatforms van vrachtwagens of begrenzingen van parkeerplekken. De parkeerassistent stuurt daarom eventueel te vroeg in de parkeerplek in.
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door onvoldoende zicht op de omgeving van de auto
Bij het gebruik van de remote parkeerassistent kan het zicht op de omgeving van de auto beperkt worden.
De volgende punten in acht nemen bij het manoeuvreren en het in- en uitparkeren van de auto met de remote parkeerassistent:
In acht nemen dat altijd een optimaal zicht op de auto en de omgeving van de auto aanwezig is.
Controleren dat zich geen personen, dieren of objecten in de baan van de auto bevinden.
Ervoor zorgen dat er voldoende afstand tot de auto aanwezig is en dat zowel u als andere verkeersdeelnemers niet in gevaar worden gebracht.
Altijd de omgeving van de auto in de gaten houden en mogelijke gevaren herkennen.
Eventueel het parkeren afbreken.
Altijd de systeemgrenzen in acht nemen. Het parkeren eventueel afbreken.
Erop letten dat de remote parkeerassistent alleen mag worden bediend, indien u in het bezit bent van een geldig rijbewijs en in een geschikte toestand om een voertuig te besturen.
Tijdens het parkeren mogen zich onder andere geen personen of huisdieren in de auto bevinden.
Altijd ervoor zorgen dat voertuigen van andere verkeersdeelnemers toegankelijk blijven.
De sleutel tijdens het parkeren bij u houden. Door een sleuteltoets in te drukken kunt u het parkeren afbreken en de auto tot stilstand brengen.
Als het inparkeren is voltooid, is de auto automatisch vergrendeld.
Voorwaarden
Mobiele telefoon en remote parkeerassistent zijn verbonden meer
Parkeren
De toets
indrukken.
Op het display van het multimediasysteem verschijnt de weergave van de actieve parkeerassistent.
Als u een geschikte parkeerplek bent gepasseerd: De auto tot stilstand brengen.
De weergegeven baan van de auto op het display van het multimediasysteem kan van de werkelijke baan afwijken.
De transmissiestand
inschakelen.
De gewenste parkeerplek in het gebied
selecteren en bevestigen.
Bij het verlaten van de auto de sleutel meenemen.
Controleren of onder andere alle portieren, ruiten en het kofferdeksel gesloten zijn.
De remote parkeerassistent app starten.
De aanwijzingen van de remote parkeerassistent app in acht nemen en de auto op de parkeerplek parkeren.
De richtingaanwijzer wordt automatisch ingeschakeld als het inparkeren wordt gestart en uitgeschakeld als het inparkeren is voltooid.
Als het inparkeren is voltooid, de auto tegen wegrollen beveiligen. Wanneer de wettelijke voorschriften of de plaatselijke omstandigheden dit vereisen: De wielen in de richting van de stoeprand draaien.
Inparkeren door de remote parkeerassistent overnemen
Het inparkeren met de remote parkeerassistent beginnen
meer.
Als de auto de gewenste positie heeft bereikt, de transmissiestand
inschakelen.
De actieve parkeerassistent wordt beëindigd en de remote parkeerassistent wordt geactiveerd.
Controleren of onder andere alle portieren, ruiten en het kofferdeksel gesloten zijn.
De remote parkeerassistent app starten.
De aanwijzingen van de remote parkeerassistent app in acht nemen en de auto op de parkeerplek parkeren.
Als het inparkeren is voltooid, de auto tegen wegrollen beveiligen. Wanneer de wettelijke voorschriften of de plaatselijke omstandigheden dit vereisen: De wielen in de richting van de stoeprand draaien.
Inparkeren met de exploration mode
De auto tot stilstand brengen.
De toets
indrukken.
Op het display van het multimediasysteem verschijnt de weergave van de parkeerassistent. Het gebied wordt actief.
Om de remote parkeerassistent te activeren, de transmissiestand
inschakelen.
De eigen auto
selecteren en bevestigen.
Bij het verlaten van de auto de sleutel meenemen.
Controleren of onder andere alle portieren, ruiten en het kofferdeksel gesloten zijn.
De remote parkeerassistent app starten.
De aanwijzingen van de remote parkeerassistent app in acht nemen en de auto tot de gewenste positie vooruit- of achteruit rijden.
Als het inparkeren is voltooid, de auto tegen wegrollen beveiligen. Wanneer de wettelijke voorschriften of de plaatselijke omstandigheden dit vereisen: De wielen in de richting van de stoeprand draaien.
Als alternatief kunt als volgt te werk gaan:
De auto tot stilstand brengen.
De transmissiestand
inschakelen en de auto parkeren.
Bij het verlaten van de auto de sleutel meenemen.
De remote parkeerassistent app starten.
De aanwijzingen van de remote parkeerassistent app in acht nemen en de auto tot de gewenste positie vooruit- of achteruit rijden.
Als het inparkeren is voltooid, de auto tegen wegrollen beveiligen. Wanneer de wettelijke voorschriften of de plaatselijke omstandigheden dit vereisen: De wielen in de richting van de stoeprand draaien.
Het inparkeren vereist een parkeerplek met een bepaalde minimumgrootte. Als de afstanden tijdens het inparkeren kleiner worden, bijvoorbeeld bij het inrijden van een garage, verschijnt er een melding op de mobiele telefoon. U moet de vermindering van de afstanden bevestigen.
Uitparkeren met de exploration mode
De remote parkeerassistent app binnen een minuut starten.
De aanwijzingen van de remote parkeerassistent app in acht nemen en de auto tot de gewenste positie vooruit- of achteruit rijden.
De buitenspiegels worden na het uitparkeren niet automatisch uitgeklapt.