Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • E-Klasse
  • Limousine
  • 09/2016 - 11/2017
app store google play
X

Printen
Remote parkeerpilot bedienen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door objecten boven of onder het herkenningsgebied van de parkeer-pilot
Als zich objecten boven of onder het herkenningsgebied bevinden, kunnen de volgende situaties optreden:
  • De parkeer-pilot kan te vroeg insturen.

  • De auto stopt niet voor deze objecten.

Daardoor kunt u een aanrijding veroorzaken.

De parkeer-pilot in deze situaties niet gebruiken.

Voorwerpen die zich boven of onder het herkenningsgebied van de parkeerpilot bevinden, worden bij het opmeten van de parkeerplaats niet herkend. Hiermee wordt daarom ook geen rekening gehouden bij het berekenen van de parkeerprocedure. Dit geldt bijvoorbeeld voor uitstekende lading, overhangen of laadplatforms van vrachtwagens of begrenzingen van parkeerplaatsen. De parkeerpilot stuurt daarom eventueel te vroeg in de parkeerplaats in.

WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door onvoldoende zicht op de omgeving van de auto

Wanneer de auto met de remote parkeerpilot wordt ingeparkeerd, kan het zicht op de omgeving van de auto beperkt zijn.

De volgende punten in acht nemen bij het inparkeren van de auto met de remote parkeerpilot:
  • In acht nemen dat altijd een optimaal zicht op de auto en de omgeving van de auto aanwezig is.

  • Controleren dat zich geen personen, dieren of objecten in de baan van de auto bevinden.

  • Ervoor zorgen dat er voldoende afstand tot de auto aanwezig is en dat zowel u als andere verkeersdeelnemers niet in gevaar worden gebracht.

  • Altijd de omgeving van de auto in de gaten houden en mogelijke gevaren herkennen.

  • Eventueel het inparkeren afbreken.

De sleutel tijdens het inparkeren bij u houden. Door een sleuteltoets in te drukken kunt u het inparkeren afbreken en de auto tot stilstand brengen.

Altijd de systeemgrenzen in acht nemen. Het inparkeren eventueel afbreken.

Erop letten dat de remote parkeerpilot alleen met een geldig rijbewijs mag worden bediend.

Tijdens het inparkeren mogen zich geen personen in de auto bevinden.

Altijd ervoor zorgen dat voertuigen van andere verkeersdeelnemers toegankelijk blijven.

Parkeren
De toets indrukken.

Op het display van het multimediasysteem verschijnt de weergave van de parkeerpilot. In het gebied worden de gevonden parkeerplaatsen en de baan van de auto weergegeven.

De weergegeven baan van de auto op het display van het multimediasysteem kan van de werkelijke baan afwijken.

Als u net een geschikte parkeerplaats bent gepasseerd: De auto tot stilstand brengen.

Het gebied wordt actief.

De transmissiestand inschakelen.
De gewenste parkeerplaats in het gebied selecteren en bevestigen.
De Remote Parking Pilot app starten.
Controleren of de mobiele telefoon en de parkeerpilot verbonden zijn meer.
De auto verlaten.
Controleren of alle portieren gesloten zijn.
De auto met de mobiele telefoon op de parkeerplaats inparkeren.
Als het inparkeren is voltooid, de auto tegen wegrollen beveiligen. Wanneer de wettelijke voorschriften dit vereisen: De wielen in de richting van de stoeprand draaien.

Als het inparkeren is voltooid, wordt de auto automatisch vergrendeld.

Inparkeren van de parkeerpilot overnemen
De auto met de parkeerpilot inparkeren meer.
Als de auto de gewenste positie heeft bereikt, de transmissiestand inschakelen.

De parkeerpilot wordt beëindigd en de remote parkeerpilot wordt geactiveerd.

De auto verlaten.
Controleren of alle portieren gesloten zijn.
De Remote Parking Pilot app starten.
De auto met de mobiele telefoon op de parkeerplaats inparkeren.
Inparkeren met de exploration mode
De auto tot stilstand brengen.

Het gebied wordt actief.

Om de remote parkeerpilot te activeren, de transmissiestand inschakelen.
De eigen auto selecteren en bevestigen.
De Remote Parking Pilot app starten.
Controleren of de mobiele telefoon en de parkeerpilot verbonden zijn meer.
De auto verlaten.
Controleren of alle portieren gesloten zijn.
De auto met de mobiele telefoon tot de gewenste positie vooruit- of achteruitrijden.

Het inparkeren vereist een parkeerplaats met een bepaalde minimumgrootte. Als de afstanden tijdens het inparkeren kleiner worden, bijvoorbeeld  bij het inrijden van een garage, verschijnt er een melding op de mobiele telefoon. U moet de vermindering van de afstanden bevestigen.

Als het inparkeren is voltooid, wordt de auto automatisch vergrendeld.

Uitparkeren met de exploration mode
De auto ontgrendelen.
De Remote Parking Pilot app binnen een minuut starten.
De auto met de mobiele telefoon tot de gewenste positie vooruit- of achteruitrijden.