Wanneer u de opgeslagen snelheid oproept en deze lager is dan de actuele snelheid, remt de auto af.
De TEMPOMAT is geselecteerd.
Het ESP® is ingeschakeld, maar mag niet regelen.
De rijsnelheid bedraagt minimaal 20 km/h.
De transmissie staat in de stand .
De auto is gestart.
De variabele limiter is geselecteerd.
Auto's met actieve afstandsassistent DISTRONIC: De variabele limiter wordt via een andere toets gekozen meer.
De actueel gereden snelheid wordt opgeslagen en door de auto aangehouden (TEMPOMAT) of begrensd (variabele limiter).
De opgeslagen snelheid wordt 1 km/h verhoogd of verlaagd.
De opgeslagen snelheid wordt in stappen van 1 km/h verhoogd of verlaagd.
De opgeslagen snelheid wordt 10 km/h verhoogd of verlaagd.
De opgeslagen snelheid wordt in stappen van 10 km/h verhoogd of verlaagd.
Wanneer de verkeerstekenassistent bij geactiveerde TEMPOMAT/variabele limiter verkeersborden met een toegestane maximumsnelheid herkend heeft en deze in het combi-instrument worden weergegeven:
De toegestane maximumsnelheid van het verkeersbord wordt opgeslagen en door de auto aangehouden of overeenkomstig begrensd.
Wordt met de tuimelschakelaar (SET/+) of (SET/-) de actueel gereden snelheid opgeslagen en door de auto aangehouden.
Wordt met de tuimelschakelaar (RES) de laatst opgeslagen snelheid opgeroepen en door de auto aangehouden.
Wanneer u remt, het ESP® uitschakelt of wanneer het ESP® regelt, wordt de TEMPOMAT gedeactiveerd. De variabele limiter wordt niet gedeactiveerd.
Als de auto wordt geparkeerd, wordt de laatst opgeslagen snelheid gewist.
Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve afstandsassistent DISTRONIC activeert, wordt de laatst opgeslagen snelheid voor de variabele limiter gewist.