De wegrij-assistentie kan de ernst van en aanrijding bij het wegrijden beperken. Als het systeem een obstakel in rijrichting herkent, wordt de rijsnelheid kortstondig begrensd tot circa 2 km/h.
De bestuurder verwisselt het rij- en rempedaal.
De bestuurder schakelt een verkeerde versnelling in.
De bestuurder drukt het gaspedaal te krachtig in.
De auto stond stil en de transmissiestand werd naar of gewijzigd.
De auto heeft sinds de stilstand minder dan circa 1,0 m gerold.
Het herkende obstakel is minder dan circa 1,0 m verwijderd.
U kunt de Wegrij-assistentie in- en uitschakelen meer.
Wanneer een kritische situatie wordt herkend, verschijnt het symbool rood in de geselecteerde weergave in het menu Camera & parkeren.
Wanneer de wegrij-assistentie niet beschikbaar is, verschijnt hetzelfde symbool in het grijs. Wanneer niet het menu Camera & parkeren in het centraal display geopend is, verschijnt het symbool samen met de pop-up van de PARKTRONIC-parkeerassistent.
De wegrij-assistentie is slechts een hulpmiddel. Hij kan uw waarneming van de omgeving niet vervangen. De bestuurder blijft altijd verantwoordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen, dieren of voorwerpen in de baan van de auto bevinden.
De wegrij-assistentie kan objecten en complexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzinnig herkennen.
De systeemgrenzen van de actieve parkeerassistent gelden meer.
Op hellingen is de werking van de wegrij-assistentie beperkt.
Wanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld een aanhangwagen of fietsdrager, op de aanhangwagenvoorziening is bevestigd, is de wegrijassistent bij het achteruitrijden niet beschikbaar.