Het remmen bij het manoeuvreren kan een botsing met personen voorkomen wanneer langzaam achteruit wordt gereden. Wanneer via de achteruitrijcamera een persoon op het traject wordt herkend, kan de auto tot stilstand worden afgeremd.
: De auto rijdt langzamer dan 10 km/h achteruit.
Het camerabeeld wordt weergegeven op het centraal display meer.
U kunt de functie van het remmen bij het manoeuvreren in het menu Manoeuvreerondersteuning uit- en inschakelen meer.
Wanneer het remmen bij het manoeuvreren wordt geactiveerd, verschijnt het symbool rood in de geselecteerde weergave in het menu Camera & parkeren:
Wanneer het remmen bij het manoeuvreren niet beschikbaar is, verschijnt hetzelfde symbool in het grijs.
Het remmen bij het manoeuvreren is slechts een hulpmiddel. Hij kan uw waarneming van de omgeving niet vervangen. De bestuurder blijft altijd verantwoordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen, dieren of voorwerpen in het traject van de auto bevinden.
De functie van het remmen bij het manoeuvreren kan personen niet altijd ondubbelzinnig herkennen. Andere hindernissen worden niet door de functie herkend.
In deze gevallen kan de functie onterecht of zelfs helemaal niet remmen.
Op hellingen
Wanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld een aanhangwagen of fietsdrager, op de aanhangwagenvoorziening is bevestigd en de elektrische verbinding correct tot stand is gebracht