Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u een stroomstoot krijgen.
De laadkabel en de laadkabelstekker kunnen tijdens het opladen binnen de toegestane grenswaarden warm worden.
De stroomvoorziening van het stroomnet en de laadkabel zijn intact.
De aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van de laadkabel en het bedieningselement op de laadkabel zijn in acht genomen.
De afstand van de sleutel tot de auto is niet meer dan 1 m.
Type 1 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3)
Type Combo 1 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3) en gelijkstroomladen (mode 4)
Type 2 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3)
Type Combo 2 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3) en gelijkstroomladen (mode 4)
Het opladen wordt beëindigd. Het controlelampje brandt wit. De voertuigstekkerdoos is ontgrendeld.
Het opladen wordt beëindigd. Het controlelampje brandt wit. De voertuigstekkerdoos is ontgrendeld.
Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt loskoppelen, de ontgrendelingsprocedure herhalen. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds geblokkeerd is, contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
Het opladen wordt beëindigd. Het controlelampje brandt wit. De voertuigstekkerdoos is ontgrendeld.
Het opladen wordt beëindigd. Het controlelampje brandt wit. De voertuigstekkerdoos is ontgrendeld.
Na 30 seconden wordt de voertuigstekkerdoos weer vergrendeld.
Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt loskoppelen, de ontgrendelingsprocedure herhalen. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds geblokkeerd is, contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
Het controlelampje op de voertuigstekkerdoos brandt na het losmaken van de laadkabelstekker nog enige tijd en dooft dan.