Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u een stroomstoot krijgen.
De laadkabel en de laadkabelstekker kunnen tijdens het opladen binnen de toegestane grenswaarden warm worden.
De stroomvoorziening van het stroomnet en de laadkabel zijn intact.
De aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van de laadkabel en het bedieningselement op de laadkabel zijn in acht genomen.
De afstand van de sleutel tot de auto is niet meer dan 1 m.
Afhankelijk van de exportuitvoering is de auto uitgerust met een van de volgende voertuigstekkerdozen.
Het opladen wordt beëindigd. Het controlelampje brandt wit. De voertuigstekkerdoos is ontgrendeld.
Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt lostrekken, de auto ontgrendelen en de ontgrendelingsprocedure herhalen. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds geblokkeerd is, contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
Het opladen wordt beëindigd. Het controlelampje brandt wit. De voertuigstekkerdoos is ontgrendeld.
Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt lostrekken, de auto ontgrendelen en de ontgrendelingsprocedure herhalen. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds geblokkeerd is, contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
Het linker controlelampje op de voertuigstekkerdoos brandt na het losmaken van de laadkabelstekker nog enige tijd en dooft dan.