Deuren openen en daardoor andere personen of verkeersdeelnemers in gevaar brengen.
Uitstappen en door het verkeer worden gegrepen.
Uitrustingen van het voertuig bedienen en bijvoorbeeld bekneld raken.
De parkeerrem vrij te zetten.
De transmissiestand te wijzigen.
Het voertuig te starten.
![](../../assets/images/713f74358ab806a8ac190d2b26099753_1_-----.jpg)
![](../../assets/images/423969810b52a683354ae36531593424_1_-----.png)
Het rode controlelampje brandt op het bestuurdersdisplay.
Alleen wanneer het rode controlelampje continu brandt, is de elektrische parkeerrem correct ingeschakeld.
![](../../assets/images/713f74358ab806a8ac190d2b26099753_1_-----.jpg)
![](../../assets/images/423969810b52a683354ae36531593424_1_-----.png)
Op het bestuurdersdisplay dooft het rode controlelampje .