De dodehoekassistent en de actieve dodehoekassistent bewaken met behulp van twee zijdelings naar achteren gerichte radarsensoren het gebied tot 40 m achter en 3 m naast de auto.
Als vanaf een snelheid van circa 12 km/h een voertuig wordt herkend dat direct daarna in het controlegebied naast uw auto komt, gaat het waarschuwingslampje in de buitenspiegel rood branden.
Als een voertuig op geringe afstand opzij wordt herkend, knippert het rode waarschuwingslampje in de buitenspiegel. Als u de richtingaanwijzer in de betreffende richting inschakelt, klinkt eenmaal een waarschuwingssignaal. Als de richtingaanwijzer ingeschakeld blijft, worden alle overige herkende voertuigen alleen weergegeven door het knipperen van het rode waarschuwingslampje.
Wanneer u een voertuig snel inhaalt, vindt er geen waarschuwing plaats.
De dodehoekassistent reageert niet op voertuigen die met een groot snelheidsverschil naderen en u inhalen.
Daardoor kan de dodehoekassistent in deze situaties niet waarschuwen.
De dodehoekassistent en de actieve dodehoekassistent zijn slechts hulpmiddelen. Deze herkennen mogelijk niet alle voertuigen en ontslaan u er niet van zelf goed te blijven opletten. Altijd voldoende zijdelingse afstand tot andere verkeersdeelnemers en obstakels aanhouden.
De uitstapwaarschuwing is een extra functie van de dodehoekassistent en kan de inzittenden bij het verlaten van de auto waarschuwen voor naderende voertuigen.
De uitstapwaarschuwing reageert niet op stilstaande objecten en niet op voertuigen die met een groot snelheidsverschil naderen en u inhalen.
Daardoor kan de uitstapwaarschuwing in deze situaties niet waarschuwen.
Wanneer een voertuig zich in het controlegebied bevindt, wordt dit weergegeven in de buitenspiegel. Indien een inzittende het portier aan de zijde met het dreigende gevaar opent, wordt een waarschuwingssignaal gegeven en begint het waarschuwingslampje in de buitenspiegel te knipperen.
Deze extra functie is alleen beschikbaar als de dodehoekassistent is ingeschakeld en in de eerste drie minuten na het uitschakelen van het contact. Het einde van de beschikbaarheid van de uitstapwaarschuwing wordt aangeduid door het drie maal knipperen van het waarschuwingslampje in de buitenspiegel.
De uitstapwaarschuwing is slechts een hulpmiddel en ontslaat de inzittenden er niet van zelf goed te blijven opletten. De inzittenden blijven altijd verantwoordelijk voor het zonder gevaar openen van de portieren en het veilig verlaten van de auto.
Bij vervuilde of afgedekte sensoren
Bij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige regen of sneeuw
Bij smalle voertuigen, bijvoorbeeld fietsen of motorfietsen
Bij zeer brede of smalle rijstroken
Bij sterk zijdelings versprongen rijdende voertuigen
Bij vangrails en dergelijke obstakels kunnen ongegronde waarschuwingen worden gegeven. Altijd voldoende zijdelingse afstand tot andere verkeersdeelnemers en obstakels aanhouden.
Als lang naast lange voertuigen wordt gereden, bijvoorbeeld een vrachtwagen, kan de waarschuwing worden onderbroken.
Bij ingeschakelde achteruitversnelling is de dodehoekassistent niet bedrijfsklaar.
Wanneer een aanhangwagen is aangekoppeld en de elektrische verbinding correct is aangesloten, is de dodehoekassistent niet actief.
Bij sensorafschaduwing door naburige voertuigen in krappe parkeerplekken
Bij het naderen van mensen
Bij stilstaande of langzaam bewegende objecten