Voorwerpen in de beenruimte van de bestuurder kunnen de slag van de pedalen beperken en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveiligheid van de auto in gevaar gebracht.
Schoenen met plateauzolen
Schoenen met hoge hakken
Pantoffels
Als het contact tijdens het rijden wordt uitgeschakeld, zijn veiligheidsrelevante functies beperkt of niet meer beschikbaar.
Er is dan aanzienlijk meer kracht voor het sturen en remmen vereist.
Als u tijdens het rijden de voet op het rempedaal laat rusten, kan het remsysteem oververhit raken.
Daardoor wordt de remweg langer en kan het remsysteem zelfs uitvallen.
De remwerking is beperkt op wegen waarop gestrooid is.
Door een zoutlaag op de remschijven en remblokken kan de remweg aanzienlijk langer worden of kan de auto aan één kant sterker of zwakker remmen.
Een bovengemiddeld grote afstand tot het voor u rijdende verkeer aanhouden.
Regelmatig remmen en hierbij rekening houden met de verkeerssituatie.
Bij het einde van de rit en bij aanvang van de volgende rit voorzichtig het rempedaal indrukken.
Vanaf een bepaalde waterhoogte op de rijbaan kan aquaplaning optreden.
Voorzichtig de snelheid verlagen.
Door spoorvorming ontstane geulen vermijden.
Snelle stuurbewegingen vermijden.
Voorzichtig remmen.
Eveneens de aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig controleren van wielen en banden in acht nemen meer.
In de auto binnendringend water kan het aandrijfsysteem, de elektronica en de transmissie beschadigen.
De waterhoogte bij rustig water mag maximaal tot de onderrand van de carrosserie staan.
Niet sneller dan stapvoets rijden, anders kan water in de auto binnendringen.
Voorliggers of tegenliggers kunnen voor golven zorgen, waardoor de maximaal toegestane hoeveelheid water op de weg kan worden overschreden.
Na het rijden door water hebben de remmen een verminderde remwerking. Rekening houdend met de verkeerssituatie voorzichtig afremmen tot de volledige remwerking weer beschikbaar is.