Portieren openen en daardoor andere personen of verkeersdeelnemers in gevaar brengen.
Uitstappen en door het verkeer worden gegrepen.
Uitrustingen van de auto bedienen en bijvoorbeeld bekneld raken.
De parkeerrem vrij te zetten.
De automatische transmissie uit de parkeerstand te schakelen.
De motor te starten.
Verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaatgassen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Het inademen van deze uitlaatgassen is schadelijk voor de gezondheid en leidt tot vergiftiging.
Door milieu-invloeden of dieren aangebracht brandbaar materiaal kan door hete onderdelen van de motor of het uitlaatsysteem ontsteken.
De sleutel bevindt zich in de auto en is herkend.
Of: Er bevindt zich een digitale voertuigsleutel in het opbergvak meer.
Het rempedaal wordt niet bediend.
U kunt bijvoorbeeld de ruitenwissers inschakelen.
Het bestuurdersportier wordt geopend.
De toets wordt tweemaal ingedrukt.
Op het combi-instrument verschijnen de controlelampjes.
De auto wordt niet binnen 15 minuten gestart en de transmissie staat in de stand of de elektrische parkeerrem is ingeschakeld.
De toets wordt eenmaal ingedrukt.