De actieve stuurassistent ondersteunt de bestuurder tot een snelheid van 210 km/h om met subtiele stuuringrepen in het midden van de rijstrook te rijden. Daarbij richt het systeem zich op herkende rijstrookmarkeringen. Afhankelijk van de gereden snelheid richt de actieve stuurassistent zich bovendien op voorliggers. Wanneer de herkenning van rijstrookmarkeringen en voorligger nadelig wordt beïnvloed, wisselt de actieve stuurassistent naar de passieve toestand. Het systeem biedt in dat geval geen ondersteuning door stuuringrepen.
Het is vereist dat de bestuurder het stuurwiel voortdurend vasthoudt, zodat hij te allen tijde kan sturen en zo koers- of spoorcorrigerend kan ingrijpen.
De status van de actieve stuurassistent wordt in het statusgedeelte van het multifunctioneel display weergegeven.
Het is vereist dat de bestuurder het stuurwiel voortdurend vasthoudt, zodat hij te allen tijde corrigerend kan ingrijpen. De bestuurder moet voortdurend rekening houden met een omschakeling van de actieve toestand naar de passieve toestand of omgekeerd.
Wanneer het systeem een systeemgrens herkent, herkent dat de bestuurder gedurende langere tijd niet zelf stuurt of de handen van het stuurwiel heeft genomen, wordt de bestuurder afhankelijk van de situatie eerst optisch door het systeem gewaarschuwd. Op het multifunctioneel display verschijnt de melding . Als de bestuurder nog steeds niet zelf stuurt of het stuurwiel niet vastpakt, klinkt naast de optische waarschuwingsmelding herhaalt een waarschuwingssignaal.
De bestuurder stuurt zelf.
De bestuurder drukt een stuurwieltoets in of bedient de touch-control.
De actieve stuurassistent is slechts een hulpmiddel. De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de veilige afstand, de gereden snelheid, het tijdig remmen en het aanhouden van de rijstrook. Voor het veranderen van rijstrook moet de bestuurder controleren of de aangrenzende rijstrook vrij is (over de schouder kijken).
De actieve stuurassistent beschikt over een begrensd stuurmoment voor de geleiding in dwarsrichting. De stuuringreep is mogelijk niet voldoende om de auto in de rijstrook te houden of afritten af te rijden. De actieve stuurassistent kan bijvoorbeeld op rotondes en verkeerspleinen, bij T-kruisingen, kruisingen, tolstations of splitsingen de bestuurder niet ondersteunen bij het sturen.
Bij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, verblinding, directe zonnestraling of sterk wisselende lichtomstandigheden, reflecties of slagschaduwen op de rijbaan
Bij ontoereikende verlichting van de rijbaan
Als de voorruit in de omgeving van de camera vervuild, beslagen, beschadigd of afgedekt is
Wanneer geen of meerdere niet eenduidige rijstrookmarkeringen voor een rijstrook aanwezig zijn, of de markeringen snel wijzigen
Als de afstand tot de voorligger te klein is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet worden herkend
Bij zeer smalle en bochtige wegen
Bij obstakels die op de rijstrook staan of over de rand van de rijstrook steken
In krappe bochten, rotondes en bij het afslaan
Bij het rijden met aanhangwagen
Bij het veranderen van rijstrook of het inschakelen van de richtingaanwijzer
Wanneer de systeemgrenzen van de actieve stuurassistent worden bereikt, is niet gewaarborgd dat het systeem actief blijft of dat de rijstrook gevolgd wordt.
De herkenning van rijstrookmarkeringen en objecten kan een storing vertonen.
Dit kan onverwachte stuuringrepen veroorzaken.