Deuren openen en daardoor andere personen of verkeersdeelnemers in gevaar brengen.
Uitstappen en door het verkeer worden gegrepen.
Uitrustingen van het voertuig bedienen en bijvoorbeeld bekneld raken.
De parkeerrem vrij te zetten.
De rijstand te wijzigen.
Het voertuig te starten.
Wanneer personen – in het bijzonder kinderen – langdurig aan hoge of lage temperaturen worden blootgesteld, bestaat gevaar voor letsel of zelfs levensgevaar!
Met de centrale-vergrendelingstoetsen kunt u het gehele voertuig van binnenuit centraal ver- en ontgrendelen.
De centrale-vergrendelingstoetsen bevinden zich in de chauffeursdeur.
Wanneer de chauffeurs- of bijrijdersdeur open staat, wordt de geopende deur niet vergrendeld.
Alle andere deuren en de achterklep of achterdeuren worden vergrendeld.
Wanneer een schuifdeur of de achterklep resp. achterdeuren open staan, worden alleen de chauffeurs- en de bijrijdersdeur vergrendeld.
Wanneer het voertuig met de sleutel is vergrendeld, kan het voertuig niet van binnenuit centraal worden ontgrendeld.
Wanneer het voertuig met de centrale-vergrendelingstoets is vergrendeld en een deur van binnenuit wordt geopend, wordt alleen de geopende deur ontgrendeld.
Wanneer het voertuig met de sleutel vergrendeld is, wordt bij het van binnenuit openen van een deur de diefstal-/inbraakalarminstallatie geactiveerd. Het alarm beëindigen meer.