Wanneer de schuifdeur wordt geopend, kunnen anderen door de naar achteren openende schuifdeur worden geraakt.
De schuifdeur kan alleen met de schuifdeurtoets in het deurframe of met de tuimelschakelaar van de deurgreep worden geopend, als het kinderslot daarvan niet geactiveerd is.
De schuifdeur is voorzien van een actieve vasthouder, die de schuifdeur bij het openen in de eindstand houdt.
Bij een vergrendelde schuifdeur beweegt de borgpen omhoog. De schuifdeur wordt ontgrendeld, de automatische beweging wordt gestart en de schuifdeur gaat open.
Als de schuifdeurtoets of in de middenconsole wordt gebruikt, klinken tijdens het openen twee geluidssignalen.
Tijdens de gehele automatische beweging knippert het controlelampje in de betreffende schuifdeurtoets of in de middenconsole.
Als de schuifdeur geopend is, brandt het controlelampje in de betreffende schuifdeurtoets of in de middenconsole. Afhankelijk van de uitvoering van het voertuig kan het display bovendien de melding Schuifdeur open weergeven.
De schuifdeur komt vrij uit de vergrendeling en de automatische beweging wordt gestart. De schuifdeur sluit.
Als de schuifdeurtoets of in de middenconsole wordt gebruikt, klinken tijdens het openen twee geluidssignalen.
Als de schuifdeur gesloten is, dooft het controlelampje in de betreffende schuifdeurtoets of in de middenconsole.