Voertuigen met achterwielaandrijving: Wanneer sneeuwkettingen op de voorwielen worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettingen tegen de carrosserie of onderdelen van het onderstel schuren.
Voertuigen met voorwielaandrijving: Wanneer sneeuwkettingen op de achterwielen worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettingen tegen de carrosserie of onderdelen van het onderstel schuren.
Universele sneeuwkettingen kunnen loskomen en onderdelen van het onderstel of remslangen beschadigen.
Mercedes-Benz adviseert om veiligheidsredenen om alleen voor de toepassing geteste en goedgekeurde sneeuwkettingen te gebruiken. Meer informatie over de voor Mercedes-Benz geadviseerde sneeuwkettingen vindt u in het banden- en velgenoverzicht onder Homepage Mercedes-Benz.
Wanneer u met sneeuwkettingen te snel rijdt, kunnen deze breken en anderen verwonden en het voertuig beschadigen.
Wanneer u sneeuwkettingen op stalen velgen monteert, kunnen de wieldoppen beschadigen.
Sneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde velg-bandcombinatie toegestaan. Informatie daarover is verkrijgbaar bij een gekwalificeerde werkplaats.
Om veiligheidsredenen uitsluitend de door Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettingen of sneeuwkettingen met dezelfde kwaliteitsstandaard gebruiken.
De sneeuwkettingen na circa 1 km rijden nogmaals naspannen. Alleen zo is een optimale zitting van de sneeuwkettingen en vrije ruimte naar de aangrenzende onderdelen mogelijk.
Voertuigen met vierwielaandrijving: Sneeuwkettingen op alle wielen monteren. Bij voertuigen met dubbelluchtwielen de sneeuwkettingen op de buitenste wielen monteren. De montagehandleiding van de fabrikant opvolgen.
Sneeuwkettingen alleen gebruiken als de weg geheel met sneeuw bedekt is. De sneeuwkettingen zo snel mogelijk verwijderen, als de weg niet meer geheel met sneeuw bedekt is.
Plaatselijke bepalingen kunnen het gebruik van sneeuwkettingen beperken. De overeenkomstige voorschriften in acht nemen voordat u sneeuwkettingen monteert.
Voor het wegrijden met sneeuwkettingen de vierwielaandrijving inschakelen meermeermeer.
De toegestane maximumsnelheid met gemonteerde sneeuwkettingen bedraagt 50 km/h.
Voertuigen met parkeerassistent: Met gemonteerde sneeuwkettingen niet de PARKTRONIC-parkeerassistent gebruiken.
De door de constructie bepaalde maximumsnelheid kan voor het gebruik van winterbanden permanent worden begrensd meer.
Het ESP® kan voor het wegrijden worden uitgeschakeld . Zo kunnen de wielen doordraaien en een hogere aandrijfkracht opwekken.