Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • Sprinter
  • Bestelwagen
  • 06/2019
app store google play
X

Printen
TEMPOMAT of variabele limiter bedienen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door opgeslagen snelheid

Wanneer u de opgeslagen snelheid oproept en deze lager is dan de actuele snelheid, remt de auto af.

Rekening houden met de verkeerssituatie voordat de opgeslagen snelheid wordt opgeroepen.
Voorwaarden
TEMPOMAT
  • De TEMPOMAT is geselecteerd.

  • Het ESP® is ingeschakeld, maar mag niet regelen.

  • De rijsnelheid bedraagt minimaal 20 km/h.

Variabele Limiter
  • Het voertuig is gestart.

  • De variabele limiter is geselecteerd.

Omschakelen tussen TEMPOMAT en variabele limiter
TEMPOMAT selecteren:
De tuimelschakelaar omhoogdrukken.
Variabele limiter selecteren:
De tuimelschakelaar omlaagdrukken.

Voertuigen met actieve afstandsassistent DISTRONIC: De variabele limiter wordt via een andere toets gekozen meer.

TEMPOMAT of variabele limiter activeren
De tuimelschakelaar omhoog (SET+) of omlaag (SET-) drukken.
De voet van het gaspedaal nemen.

De actueel gereden snelheid wordt opgeslagen en door het voertuig aangehouden (TEMPOMAT) of begrensd (variabele limiter).

Snelheid verhogen/verlagen
De tuimelschakelaar  omhoog- of omlaagdrukken.

De opgeslagen snelheid wordt 1 km/h verhoogd of verlaagd.

of
De tuimelschakelaar omhoog- of omlaagdrukken en vasthouden.

De opgeslagen snelheid wordt in stappen van 1 km/h verhoogd of verlaagd.

of
De tuimelschakelaar tot voorbij het drukpunt omhoog of omlaag drukken.

De opgeslagen snelheid wordt 10 km/h verhoogd of verlaagd.

of
De tuimelschakelaar tot voorbij het drukpunt omhoog of omlaag drukken en vasthouden.

De opgeslagen snelheid wordt in stappen van 10 km/h verhoogd of verlaagd.

of
Het voertuig op de gewenste snelheid brengen.
De tuimelschakelaar omhoog (SET+) of omlaag (SET-) drukken.
De voet van het gaspedaal nemen.

De actueel gereden snelheid wordt opgeslagen en door het voertuig aangehouden (TEMPOMAT) of begrensd (variabele limiter).

Voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak: Bij een zeer laag motortoerental wordt de TEMPOMAT of de limiter uitgeschakeld. Als de neutraalstand is ingeschakeld of nadat het koppelingspedaal langer dan zes seconden is ingedrukt, wordt de TEMPOMAT uitgeschakeld.

Overname van de herkende snelheid

Wanneer de verkeerstekenassistent bij geactiveerde TEMPOMAT/variabele limiter verkeersborden met een toegestane maximumsnelheid herkend heeft en deze in het instrumentendisplay worden weergegeven:

De tuimelschakelaar omhoogdrukken.

De toegestane maximumsnelheid van het verkeersbord wordt opgeslagen en door het voertuig aangehouden of overeenkomstig begrensd.

TEMPOMAT of variabele limiter deactiveren
De tuimelschakelaar (CNCL) omlaagdrukken.
Wanneer de TEMPOMAT of de variabele limiter gedeactiveerd is
  • Wordt met de tuimelschakelaar (SET+) of (SET-) de actueel gereden snelheid opgeslagen en door het voertuig aangehouden.

  • Wordt met de tuimelschakelaar (RES) de laatst opgeslagen snelheid opgeroepen en door het voertuig aangehouden.

Wanneer u remt, het ESP® uitschakelt of wanneer het ESP® regelt, wordt de TEMPOMAT gedeactiveerd. De variabele limiter wordt niet gedeactiveerd.

Als het voertuig wordt geparkeerd, wordt de laatst opgeslagen snelheid gewist.