Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • Sprinter
  • Bestelwagen
  • 06/2020
app store google play
X

Printen
Starthulp en startaccu opladen
Voor de starthulp en het opladen van de accu's altijd de starthulpaansluiting in de motorruimte gebruiken.
AANWIJZING Beschadiging van de accu door te hoge spanning

Bij het opladen met een oplader zonder begrenzing van de laadspanning kan de accu of de voertuigelektronica worden beschadigd.

Alleen opladers met een maximale laadspanning van 14,8 V gebruiken.
WAARSCHUWING Explosiegevaar door ontstekend waterstofgas

Als u een kortsluiting veroorzaakt of als vonkvorming optreedt, kan het waterstofgas bij opladen van een accu ontsteken.

Erop letten dat de plusklem van een aangesloten accu niet met onderdelen van de auto in contact komt.
Nooit metalen voorwerpen of gereedschap op een accu leggen.
Bij het aansluiten en loskoppelen van de accu beslist de beschreven volgorde van de accupoolklemmen in acht nemen.
Bij de starthulp altijd erop letten dat alleen accupolen met dezelfde polariteit met elkaar worden verbonden.
Bij de starthulp beslist de beschreven volgorde bij het aansluiten en losmaken van de startkabel in acht nemen.
Als de motor draait de accupoolklemmen niet aansluiten of losmaken.
WAARSCHUWING Explosiegevaar bij het opladen en bij starthulp

Bij het opladen en bij starthulp kan een explosief gasmengsel uit de accu ontsnappen.

Beslist vuur, open licht, vonkvorming en roken vermijden.
Voor voldoende ventilatie zorgen.
Niet over een accu buigen.
WAARSCHUWING Explosiegevaar bij een bevroren accu

Een ontladen accu kan al bij temperaturen rond het vriespunt bevriezen.

Als dan starthulp wordt gegeven of de accu wordt opgeladen, kan accugas ontsnappen.

Een bevroren accu vóór het opladen of voor het geven van starthulp altijd laten ontdooien.

Wanneer bij temperaturen rond of onder het vriespunt de waarschuwings- en controlelampjes in het instrumentendisplay niet gaan branden, is de ontladen accu met grote waarschijnlijkheid bevroren.

In dat geval de volgende punten in acht nemen:
  • Geen starthulp geven en de accu niet opladen.

  • De levensduur van een weer ontdooide accu kan drastisch ingekort zijn.

  • Het startgedrag kan verslechteren, in het bijzonder bij lage temperatuur.

  • Het wordt geadviseerd een ontdooide accu bij een gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.

AANWIJZINGBeschadiging door veelvuldige en langdurige startpogingen

Door veelvuldige en langdurige startpogingen kan door onverbrande brandstof de katalysator worden beschadigd.

Veelvuldige en langdurige startpogingen voorkomen.
De volgende punten in acht nemen bij de starthulp en bij het opladen van de accu:
  • Alleen onbeschadigde start-/laadkabels met voldoende grote doorsnede en geïsoleerde poolklemmen gebruiken.

  • Niet-geïsoleerde onderdelen van de poolklemmen mogen niet met andere metalen onderdelen in aanraking komen zolang de start-/laadkabels met de starthulpaansluiting zijn verbonden.

  • De start-/laadkabels mogen geen onderdelen aanraken die als de motor draait kunnen bewegen.

  • Altijd erop letten dat uzelf en de accu niet elektrostatisch opgeladen zijn.

  • Beslist vuur en open licht vermijden.

  • Niet over een accu buigen.

  • Bij het opladen: Alleen door Mercedes-Benz geteste en goedgekeurde opladers gebruiken en de handleiding van de oplader doorlezen voordat de accu wordt opgeladen.

Bij de starthulp bovendien de volgende punten in acht nemen:
  • Alleen accu's met een nominale spanning van 12‑V‑ als starthulp gebruiken.

  • De voertuigen mogen elkaar niet raken.

  • Voertuigen met benzinemotor: De motor mag alleen met startkabels worden gestart als de motor koud en het uitlaatsysteem afgekoeld is.

Voertuigen met accuhoofdschakelaar:
De accuhoofdschakelaar moet aangebracht zijn; dit controleren.meer.
Het voertuig met de parkeerrem beveiligen.
Voertuigen met automatische transmissie:
De transmissie in de stand zetten.
Voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak:
De neutraalstand inschakelen.
Het contact en alle stroomverbruikers uitschakelen.
De motorkap openen meer.
Starthulpaansluiting (voorbeeld)

Voertuig met rechtse besturing: De starthulpaansluiting kan zich aan de tegenoverliggende zijde bevinden.

De afdekking van het pluscontact van de externe accu verwijderen.
De plusklem van de start- of laadkabels eerst op het pluscontact van de externe accu aansluiten.
Met de plusklem van de starthulp-/laadkabel de rode afdekkap op de starthulpaansluiting met een draai rechtsom terugduwen.
De andere plusklem op het pluscontact van de starthulpaansluiting aansluiten.
Bij starthulp:
De motor van het hulpbiedende voertuig met stationair toerental laten draaien.
De minklem van de starthulp-/laadkabel eerst op de minpool van de externe accu aansluiten.
De andere minklem van de starthulp-/laadkabel op een massapunt van het eigen voertuig (blank metalen deel in de motorruimte) aansluiten.
Bij starthulp:
De motor van het eigen voertuig starten.
Bij opladen:
Het opladen starten.
Bij starthulp:
De motoren enkele minuten laten draaien.
Bij starthulp:
Voordat de startkabel wordt losgemaakt een elektrische verbruiker van het eigen voertuig, bijvoorbeeld de achterruitverwarming of de verlichting, inschakelen.

Als de starthulp of het opladen beëindigd is:

De starthulp-/laadkabel in omgekeerde volgorde losmaken: Eerst de minpool van het massapunt in de motorruimte, vervolgens de minpool van de externe accu. Vervolgens de pluspool van het pluscontact van de starthulpaansluiting , daarna de pluspool van de externe accu.

Bij het losmaken van de plusklem van de starthulpaansluiting springt de rode afdekkap weer terug naar zijn uitgangspositie.

Meer informatie is verkrijgbaar bij een gekwalificeerde werkplaats.