Wanneer u de opgeslagen snelheid oproept en deze lager is dan de actuele snelheid, remt de auto af.
De TEMPOMAT is geselecteerd.
Het ESP® is ingeschakeld, maar mag niet regelen.
De rijsnelheid bedraagt minimaal 20 km/h.
Het voertuig is gestart.
De variabele limiter is geselecteerd.
Voertuigen met actieve afstandsassistent DISTRONIC: De variabele limiter wordt via een andere toets gekozen meer.
De actueel gereden snelheid wordt opgeslagen en door het voertuig aangehouden (TEMPOMAT) of begrensd (variabele limiter).
De opgeslagen snelheid wordt 1 km/h verhoogd of verlaagd.
De opgeslagen snelheid wordt in stappen van 1 km/h verhoogd of verlaagd.
De opgeslagen snelheid wordt 10 km/h verhoogd of verlaagd.
De opgeslagen snelheid wordt in stappen van 10 km/h verhoogd of verlaagd.
De actueel gereden snelheid wordt opgeslagen en door het voertuig aangehouden (TEMPOMAT) of begrensd (variabele limiter).
Voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak: Bij een zeer laag motortoerental wordt de TEMPOMAT of de limiter uitgeschakeld. Als de neutraalstand is ingeschakeld of nadat koppelingspedaal langer dan zes seconden is ingedrukt, wordt de TEMPOMAT uitgeschakeld.
Wordt met de tuimelschakelaar (SET+) of (SET-) de actueel gereden snelheid opgeslagen en door het voertuig aangehouden.
Wordt met de tuimelschakelaar (RES) de laatst opgeslagen snelheid opgeroepen en door het voertuig aangehouden.
Wanneer u remt, het ESP® uitschakelt of wanneer het ESP® regelt, wordt de TEMPOMAT gedeactiveerd. De variabele limiter wordt niet gedeactiveerd.
Als het voertuig wordt geparkeerd, wordt de laatst opgeslagen snelheid gewist.