Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • Sprinter
  • Bestelwagen
  • 06/2019
app store google play
X

Printen
Starthulp en 12‑V‑-accu opladen
Voor het opladen van de accu en de starthulp altijd het hulpstartpunt in de motorruimte gebruiken.
AANWIJZINGBeschadiging van de accu door te hoge spanning

Bij het opladen met een laadapparaat zonder begrenzing van de laadspanning kan de accu of de elektronische installatie van de auto worden beschadigd.

Alleen laadapparaten met een maximale laadspanning van 14,8 V gebruiken.
WAARSCHUWING Explosiegevaar door ontstekend waterstofgas

Een accu genereert bij het opladen waterstofgas. Als een kortsluiting wordt veroorzaakt of als vonkvorming optreedt, kan het waterstofgas ontsteken.

Erop letten dat de plusklem van een aangesloten accu niet met onderdelen van de auto in contact komt.
Nooit metalen voorwerpen of gereedschap op een accu leggen.
Bij het aansluiten‑ en loskoppelen van de accu beslist de beschreven volgorde van de accupoolklemmen in acht nemen.
Bij de starthulp altijd erop letten dat alleen accupolen met dezelfde polariteit met elkaar worden verbonden.
Bij de starthulp beslist de beschreven volgorde bij het aansluiten‑ en losmaken van de startkabel in acht nemen.
Als de motor draait de accupoolklemmen niet aansluiten‑ of losmaken.
WAARSCHUWING Explosiegevaar bij het opladen en bij starthulp

Bij het opladen en bij starthulp kan een explosief gasmengsel uit de accu ontsnappen.

Beslist vuur, open licht, vonkvorming en roken vermijden.
Bij het opladen en bij starthulp voor voldoende ventilatie zorgen.
Niet over een accu buigen.
WAARSCHUWING Explosiegevaar bij een bevroren accu

Een ontladen accu kan al bij temperaturen rond het vriespunt bevriezen.

Als dan starthulp wordt gegeven of de accu wordt opgeladen, kan accugas ontsnappen.

Een bevroren accu vóór het opladen of voor het geven van starthulp altijd laten ontdooien.

Wanneer bij temperaturen rond of onder het vriespunt de waarschuwings- en controlelampjes in het instrumentendisplay niet gaan branden, is de ontladen accu met grote waarschijnlijkheid bevroren.

In dat geval de volgende punten in acht nemen:
  • Geen starthulp geven en de accu niet opladen.

  • De levensduur van een weer ontdooide accu kan drastisch ingekort zijn.

  • Het startgedrag kan verslechteren, in het bijzonder bij lage temperatuur.

  • Het wordt geadviseerd een ontdooide accu bij een gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.

AANWIJZINGBeschadiging door veelvuldige en langdurige startpogingen

Door veelvuldige en langdurige startpogingen kan door onverbrande brandstof de katalysator worden beschadigd.

Veelvuldige en langdurige startpogingen voorkomen.
De volgende punten in acht nemen bij starthulp en bij het opladen van de accu:
  • Alleen onbeschadigde start-/laadkabels met voldoende grote doorsnede en geïsoleerde poolklemmen gebruiken.

  • Niet-geïsoleerde onderdelen van de poolklemmen mogen niet met andere metalen onderdelen in aanraking komen zolang de start-/laadkabels met het hulpstartpunt zijn verbonden.

  • De start-/laadkabels mogen geen onderdelen aanraken die als de motor draait kunnen bewegen.

  • Altijd erop letten dat uzelf en de accu niet elektrostatisch opgeladen zijn.

  • Beslist vuur en open licht vermijden.

  • Niet over een accu buigen.

  • Bij het opladen: Alleen door Mercedes-Benz geteste en goedgekeurde opladers gebruiken en de handleiding van de oplader doorlezen voordat de accu wordt opgeladen.

Bij de starthulp bovendien de volgende punten in acht nemen:
  • Alleen accu's met een nominale spanning van 12‑V‑ als starthulp gebruiken.

  • De voertuigen mogen elkaar niet raken.

Voertuigen met accuhoofdschakelaar:
De accuhoofdschakelaar moet ingeschakeld zijn; dit controleren meer.
Het voertuig met de parkeerrem beveiligen.
Voertuigen met automatische transmissie:
De transmissie in de stand zetten.
Voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak:
De neutraalstand inschakelen.
Het contact en alle stroomverbruikers uitschakelen.
De motorkap openen meer.
Hulpstartpunt (voorbeeld)

Voertuigen met rechtse besturing: De hulpstartpunten kunnen zich aan de tegenoverliggende zijde bevinden.

De afdekking van de plusaansluiting van de externe accu verwijderen.
De plusklem van de start- of laadkabels eerst op de plusaansluiting van de externe accu aansluiten.
Met de plusklem van de startkabel de rode afdekkap op het hulpstartpunt met een draai rechtsom terugduwen.
De plusklem op de plusaansluiting van het hulpstartpunt vastklemmen.
Bij starthulp:
De motor van het hulpbiedende voertuig met stationair toerental laten draaien.
De minpool van de externe accu en het massapunt aan het eigen voertuig met de start-/laadkabel verbinden. Daarbij met de externe accu beginnen.
Bij starthulp:
De motor van het eigen voertuig starten.
Bij opladen:
Het opladen starten.
Bij starthulp:
De motoren enkele minuten laten draaien.
Bij starthulp:
Voordat de startkabel wordt losgemaakt een elektrische verbruiker van het eigen voertuig, bijvoorbeeld de achterruitverwarming of de verlichting, inschakelen.

Als de starthulp of het opladen beëindigd is:

De startkabels/laadkabels eerst van het massapunt en de minpool van de externe accu losmaken, vervolgens van de plusaansluiting van het hulpstartpunt en de pluspool van de externe accu. Hierbij telkens beginnen bij de contacten van de eigen auto.

Bij het losmaken van de plusklem van het hulpstartpunt springt de rode afdekkap weer terug naar zijn uitgangspositie.

Meer informatie is verkrijgbaar bij een gekwalificeerde werkplaats.