Voertuig voorbereiden op het verwisselen van een wiel
Voorwaarden
Het noodzakelijke wielwisselgereedschap is aanwezig.
Het voertuig bevindt zich niet op een helling.
Het voertuig staat op een stevige, stroeve en vlakke ondergrond.
De voorwielen in de rechtuitstand brengen.
Voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak:
De 1e versnelling of de achteruitversnelling
![](../../assets/images/752616e45723948c354ae3656178cc46_1_-----.png)
inschakelen.
Voertuigen met automatische transmissie:
De transmissie in de stand
![](../../assets/images/706121405723944d354ae3656178cc46_1_-----.png)
zetten.
Het voertuig uitschakelen.
Zorg ervoor dat het voertuig niet kan worden ingeschakeld.
Het boordgereedschap uit de beenruimte aan bijrijderszijde nemen
meer.
Voertuigen met achterwielaandrijving
De krik en het wielwisselgereedschap uit het opbergvak nemen
meer.
Indien nodig het wieldeksel verwijderen.
Van de driedelige pomphefboom van de krik de middelste stand en de stang met de grootste diameter samen gebruiken als verlenging van de wielsleutel.
Het wielsleutelverlengstuk met de middelste stang eerst tot de aanslag op de wielsleutel schuiven.
Van het te verwisselen wiel de wielbouten of wielmoeren met de wielsleutel circa een omwenteling losdraaien. De wielbouten of wielmoeren niet verwijderen.
Het voertuig opkrikken
meer.
Voertuigen met voorwielaandrijving
De krik en het wielwisselgereedschap achter de chauffeursstoel verwijderen
meer.
Indien nodig het wieldeksel verwijderen.
Van het te verwisselen wiel de wielbouten of wielmoeren met de wielsleutel circa een omwenteling losdraaien. De wielbouten of wielmoeren niet verwijderen.
Het voertuig opkrikken
meer.