Ambulance: Het omhoogbrengen van het voertuigniveau tot boven het rijniveau (middelste positie) is niet mogelijk. Alleen de laagste positie en het rijniveau kunnen worden ingesteld.
Snelheidssignaal: De parkeerrem hoeft niet aangetrokken te zijn om de ENR te kunnen bedienen. De ENR kan tot 10 km/h handmatig worden bediend. Bij overschrijding daarvan wordt automatisch het rijniveau ingesteld.
Uitschakelvertragingsmodule 30 minuten: De ENR kan tot 30 minuten na het uitschakelen van het voertuig worden bediend.
De afstandsbediening bevindt zich in een houder aan de B‑stijl, aan chauffeurszijde. De afstandsbediening voor het gebruik uit de houder nemen.
De ENR start automatisch als het voertuig ingeschakeld is. Bediening is pas mogelijk nadat de parkeerrem is aangetrokken.
De ENR controleert zichzelf regelmatig bij het inschakelen en tijdens het gebruik. Het controlelampje op de afstandsbediening gaat gedurende circa één seconde branden wanneer het voertuig wordt ingeschakeld.
Het controlelampje gaat niet branden wanneer het voertuig wordt ingeschakeld.
of
Het controlelampje gaat vervolgens opnieuw branden of knippert.
Bovendien klinkt gedurende circa 30 seconden een waarschuwingssignaal vanaf de afstandsbediening. De herkende storing kan met behulp van de controlelampjes (signalisering van storingscodes) worden weergegeven.
Het controlelampje in de toets of knippert, zo lang het voertuigniveau wordt gewijzigd. Als het voertuigniveau is ingesteld, brandt het controlelampje in de toets of .
Van de hoogste positie naar rijniveau
Van rijniveau naar de laagste positie
Het controlelampje in de toets knippert, zo lang het voertuigniveau wordt gewijzigd. Als het voertuigniveau is ingesteld, brandt het controlelampje in de toets .
Door tijdens de beweging de toets in te drukken, wordt de uitgangspositie hersteld.
Van de laagste positie naar rijniveau
Van rijniveau naar de hoogste positie
Het controlelampje in de toets knippert, zo lang het voertuigniveau wordt gewijzigd. Als het voertuigniveau is ingesteld, brandt het controlelampje in de toets .
Door tijdens de beweging de toets in te drukken, wordt de uitgangspositie hersteld.
De ENR brengt het voertuig automatisch omhoog of omlaag naar rijniveau.
Het ingestelde voertuigniveau is opgeslagen onder de overeenkomstige toets of .
De ENR brengt het voertuig automatisch omhoog of omlaag naar het opgeslagen voertuigniveau.
Het controlelampje in de toets of knippert, zo lang het voertuigniveau wordt gewijzigd. Als het voertuigniveau is ingesteld, brandt het controlelampje in de toets of .
De servicemodus mag alleen in een gekwalificeerde werkplaats door gekwalificeerd personeel worden in- of uitgeschakeld. In de servicemodus wordt het luchtveringssysteem uitgeschakeld voor onderhoud of storingsbepaling.
De servicemodus is actief en het controlelampje van de toets brandt permanent.
De servicemodus is uitgeschakeld en het controlelampje van de toets dooft.
De ENR regelt het voertuigniveau automatisch.
Van de hoogste positie naar rijniveau
Van rijniveau naar de laagste positie
Door tijdens de beweging de toets in te drukken, wordt de uitgangspositie hersteld.
Van de laagste positie naar rijniveau
Van rijniveau naar de hoogste positie
Door tijdens de beweging de toets in te drukken, wordt de uitgangspositie hersteld.
De ENR regelt het voertuigniveau automatisch.
Van de hoogste positie naar rijniveau
Van rijniveau naar de laagste positie
Door tijdens de beweging de toets in te drukken, wordt de uitgangspositie hersteld.
Van de laagste positie naar rijniveau
Van rijniveau naar de hoogste positie
Door tijdens de beweging de toets in te drukken, wordt de uitgangspositie hersteld.
De ENR regelt het voertuigniveau automatisch.