Als u een beschadigd onderdeel gebruikt om de auto op het laadstation aan te sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een stroomstoot.
De meeste laadstations moeten voor het opladen worden ontgrendeld, bijvoorbeeld met een RFID-kaart. Hiertoe de aanwijzingen van de aanbieder van het lokale laadstation in acht nemen.
Op basis van wettelijke bepalingen in de afzonderlijke landen mag de laadkabel naar de auto in totaal niet langer dan 30 m zijn. Dit is om te voorkomen dat er ontvangststoringen in radiografische apparatuur in de auto of in de nabije omgeving van het laadstation ontstaan. Houdt u er rekening mee, dat ook delen van de laadkabel onder de grond aangelegd kunnen zijn. Vraagt u bij twijfel voor het opladen van de hoogspanningsaccu de eigenaar van het laadstation of dit het geval is.
De op het laadstation voor het opladen weergegeven afgegeven hoeveelheid energie kan hoger zijn dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk door de hoogspanningsaccu wordt opgenomen. Dit effect komt voort uit verschillende laadverliezen en wordt laadrendement genoemd. Laadverliezen ontstaan bijvoorbeeld door de warmteontwikkeling tijdens het laden of door ingeschakelde nevenverbruikers. Meer informatie over het laadrendement is verkrijgbaar bij een gekwalificeerde werkplaats.