De rijeigenschappen kunnen nadelig worden beïnvloed.
De auto kan bijvoorbeeld bij het sturen of bij het rijden in een bocht naar buiten glijden.
Bij het omlaagbrengen van de auto kunnen lichaamsdelen van personen bekneld raken die zich tussen de carrosserie en de banden of onder de auto bevinden.
Auto's met AIR BODY CONTROL resp. niveauregeling: Bij het uitladen of uitstappen gaat de auto eerst iets omhoog en zakt vervolgens na korte tijd tot de ingestelde hoogte.
Daardoor kunnen u en personen in de buurt van de spatbordrand of de bodemplaat bekneld raken.
De auto kan ook na het vergrendelen omlaag gaan.
Bij het zakken van de auto kunnen carrosseriedelen worden beschadigd.
De auto is gestart.
Auto's zonder offroad-pakket: De auto mag niet sneller dan 60 km/h rijden.
Auto's met offroad-pakket:
Het rijprogramma , , of is geselecteerd: De auto mag niet sneller dan 60 km/h rijden.
Het rijprogramma of is geselecteerd: De auto mag niet sneller dan 20 km/h rijden.
Het controlelampje gaat branden.
Auto's zonder offroad-pakket: De auto wordt op het hoge niveau +1 ingesteld.
Auto's met offroad-pakket:
Het rijprogramma , , of is gekozen: De auto wordt op het hoge niveau +1 ingesteld.
Het rijprogramma of is gekozen: De auto wordt op het hoge niveau +2 ingesteld.
Uw selectie wordt opgeslagen.
Auto's zonder Offroad-pakket:
U rijdt sneller dan 80 km/h.
Er wordt circa drie minuten met een snelheid tussen 60 km/h en 80 km/h gereden.
Auto's met offroad-pakket:
Het rijprogramma , , of is geselecteerd:
U rijdt sneller dan 80 km/h of u rijdt gedurende circa drie minuten tussen 60 km/h en 80 km/h.
Het rijprogramma of is geselecteerd:
U rijdt sneller dan 20 km/h.
Er wordt een rijprogramma met de DYNAMIC SELECT-schakelaar geselecteerd.
De auto wordt ingesteld op de hoogte van het laatst geselecteerde rijprogramma.
Het controlelampje dooft. De auto wordt ingesteld op de hoogte van het actieve rijprogramma.