De dodehoekassistent bewaakt het gebied direct naast en aan de zijkant achter het voertuig met twee aan de zijkant geplaatste en naar achteren gerichte radarsensoren.
De dodehoekassistent reageert niet op stilstaande objecten en niet op voertuigen die met een groot snelheidsverschil naderen en u inhalen.
De dodehoekassistent kan in deze situaties niet waarschuwen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsystemen en uw verantwoording in acht nemen, anders kunt u gevaren niet herkennen meer.
Wanneer vanaf een snelheid van circa 12 km/h een voertuig wordt herkend dat direct daarna in het controlegebied naast het voertuig komt, gaat het waarschuwingslampje in de buitenspiegel rood branden.
Wanneer zich een voertuig op geringe afstand opzij in het controlegebied bevindt en u de richtingaanwijzer in de betreffende richting inschakelt, klinkt een waarschuwingssignaal. Het rode waarschuwingslampje in de buitenspiegel knippert. Wanneer de richtingaanwijzer ingeschakeld blijft, worden alle overige herkende voertuigen alleen weergegeven door het knipperen van het rode waarschuwingslampje.
Wanneer een voertuig wordt ingehaald, wordt alleen een waarschuwing gegeven wanneer het snelheidsverschil kleiner dan circa 20 km/h is.
Bij vervuilde of afgedekte sensoren
Bij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige regen, sneeuw of spatwater
Bij smalle voertuigen in het controlegebied, bijvoorbeeld fietsen
Bij zeer brede of zeer smalle rijstroken
Bij sterk zijdelings versprongen rijdende voertuigen
Bij vangrails en dergelijke obstakels kunnen ongegronde waarschuwingen worden gegeven. Wanneer lang naast lange voertuigen wordt gereden, bijvoorbeeld een vrachtwagen, kan de waarschuwing worden onderbroken.
Bij ingeschakelde achteruitversnelling is de dodehoekassistent niet bedrijfsklaar.