Wanneer u tijdens het rijden de bestuurdersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel of de spiegels verstelt.
Wanneer u tijdens het rijden de veiligheidsgordel omgespt.
De buitenspiegels geven een verkleind beeld. De zichtbare objecten zijn dichterbij dan het lijkt.
Wanneer de elektrische buitenspiegels met de hand wordt in- of uitgeklapt, kunnen de buitenspiegels worden beschadigd en worden de buitenspiegels niet correct vergrendeld.
Wanneer de buitenspiegels bij het wassen van het voertuig in een wasstraat niet ingeklapt zijn, kunnen de wasborstels de buitenspiegels met geweld inklappen en beschadigen.
Wanneer sneller dan 47 km/h wordt gereden, kunnen de buitenspiegels niet meer worden ingeklapt.
Wanneer een buitenspiegel met geweld naar voren of naar achteren uit de vergrendeling is gedrukt, als volgt te werk gaan.
De spiegelbehuizing is vergrendeld en de buitenspiegels kunnen op de normale wijze worden ingesteld.
Voertuigen zonder achterruitverwarming: Bij temperaturen onder 15 °C wordt de spiegelverwarming automatisch blijvend ingeschakeld nadat het voertuig is gestart.
Voertuigen met achterruitverwarming: Bij temperaturen onder 15 °C wordt de spiegelverwarming automatisch voor tien minuten ingeschakeld nadat het voertuig is gestart. Ook kan de spiegelverwarming samen met de achterruitverwarming ingeschakeld worden.
Het controlelampje van de toets brandt en de spiegelverwarming is samen met de achterruitverwarming ingeschakeld.