De PARKTRONIC is een elektronische parkeerhulp met ultrasone sensoren. Het systeem controleert met sensoren in de voor- en achterbumper de omgeving van uw voertuig. De PARKTRONIC geeft de afstand tussen het voertuig en een obstakel optisch en akoestisch weer.
De waarschuwingsgebieden vóór en achter het voertuig worden aangegeven met verschillende waarschuwingssignalen.
De PARKTRONIC is slechts een hulpmiddel. Hij kan uw waarneming van de omgeving niet vervangen. De chauffeur blijft altijd verantwoordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en uitparkeren. Bij het manoeuvreren, in- en uitparkeren mogen zich onder andere geen personen, dieren of voorwerpen in het manoeuvreergebied bevinden; dit controleren.
Het voertuig is ingeschakeld.
Wanneer de parkeerrem vrijgezet is.
De geselecteerde transmissiestand bepaalt of het gebied voor of achter het voertuig wordt gecontroleerd.
Transmissiestand
Transmissiestand
Transmissiestand
Wanneer uw voertuig achteruitrolt, bijvoorbeeld bij het stoppen op een helling, controleert de PARKTRONIC onafhankelijk van de transmissiestand automatisch het gebied achter het voertuig.
Bij snelheden boven 18 km/h wordt de PARKTRONIC uitgeschakeld. Bij snelheden onder 16 km/h wordt de PARKTRONIC weer ingeschakeld.
Wanneer het voertuig een obstakel nadert, worden afhankelijk van de afstand tot het obstakel één of meerdere segmenten verlicht.
Bovendien worden geluidssignalen gegeven. Wanneer de afstand tot het obstakel voldoende is, klinkt een onderbroken waarschuwingssignaal. Hoe korter de afstand tot het obstakel, hoe korter de intervallen van het waarschuwingssignaal worden. Wanneer de minimumafstand is bereikt, klinkt een ononderbroken waarschuwingssignaal.
De waarschuwingsmelding bestaat voor elke zijde van het voertuig uit vijf gele en twee rode segmenten. Wanneer de weergave meetgereedheid gaat branden, is de PARKTRONIC actief.
Obstakels die zich onder het registratiegebied bevinden, bijvoorbeeld personen, dieren of voorwerpen
Obstakels die zich boven het registratiegebied bevinden, bijvoorbeeld uitstekende lading, overhangen of laadplatforms van vrachtwagens
De sensoren moeten vrij zijn van vuil, ijs of natte sneeuw. Anders werken ze niet of wordt hun werking beïnvloed. De sensoren regelmatig reinigen; hierbij ervoor zorgen dat er geen krassen of beschadigingen op de sensoren ontstaan meer.
Gaan alleen de rode segmenten van de waarschuwingsmelding branden, dan is er een functiestoring. Bovendien klinkt er gedurende circa twee seconden een waarschuwingssignaal. Bij voortdurende problemen de PARKTRONIC bij een gekwalificeerde werkplaats laten controleren.
De sensoren zijn vervuild: De sensoren reinigen. Daartoe de aanwijzingen met betrekking tot de verzorging van onderdelen van het voertuig in acht nemen meer.
De kentekenplaat of andere aanbouwdelen in de buurt van de sensoren zijn niet correct bevestigd: De kentekenplaat of de aanbouwdelen op correcte bevestiging controleren.
Storing voor een andere radiografische of ultrasone bron: De werking van de PARKTRONIC op een andere plek controleren.