Als het ESP® wordt uitgeschakeld, zorgt het ESP® niet meer voor stabilisatie van de auto.
Bij het rijden en wegrijden op een natte of gladde rijbaan
Bij het remmen
Een of meerdere wielen worden doelgericht afgeremd.
Het vermogen van het aandrijfsysteem wordt afhankelijk van de situatie aangepast.
Alleen wielen met de aanbevolen bandenmaten monteren. Alleen dan kan het ESP® naar behoren functioneren.
De rijstijl aan de actuele verkeers- en weersomstandigheden aanpassen.
Het ESP® in geen geval uitschakelen.
Het gaspedaal bij het wegrijden slechts zo ver indrukken als nodig is.
Bij gebruik van sneeuwkettingen
In diepe sneeuw
Op zand of grind
De doordraaiende wielen zorgen door de freeswerking voor een betere tractie.
Als het waarschuwingslampje ESP permanent brandt, is het ESP® vanwege een storing niet beschikbaar.
De informatie over de waarschuwingslampjes en over de displaymeldingen in acht nemen meer.
Als het waarschuwingslampje in het combi-instrument continu brandt, is het ESP® uitgeschakeld.
De stabilisatie van het voertuig vindt vertraagd plaats en is het onderste snelheidsbereik sterk verminderd.
De aangedreven wielen kunnen doordraaien.
De tractieregeling blijft actief.
Ook wanneer het ESP® is uitgeschakeld, wordt u bij het remmen nog steeds ondersteund door het ESP®.