U rijdt langzamer dan 40 km/h of het voertuig staat stil.
De DSR kan worden ingeschakeld als het voertuig stilstaat of tijdens het rijden.
Als het controlelampje van de toets brandt, is de DSR ingeschakeld.
De actuele snelheid is opgeslagen. Bij stilstand wordt 4 km/h of de minimaal mogelijke snelheid in de betreffende versnelling opgeslagen. De DSR houdt op de afdaling de opgeslagen snelheid vast en remt automatisch.
Bij het wegrijden, accelereren of remmen op hellingen met ingeschakelde DSR wordt na het loslaten van het gas- of rempedaal of na het bedienen van de TEMPOMAT-hendel tijdens een DSR-regeling de actuele snelheid opgeslagen. Dit is alleen het geval zolang niet sneller dan 18 km/h wordt gereden.
De DSR is geactiveerd:
DSR en de ingestelde snelheid verschijnen in het statusgedeelte van de boordcomputer.
De DSR is geactiveerd, maar regelt niet:
U rijdt met een snelheid tussen 18 km/h en 45 km/h.
DSR verdwijnt uit het statusgedeelte van de boordcomputer. Bovendien verschijnt kort de melding - - - km/h .
De DSR bevindt zich in de stand-bymodus.
De DSR is niet actief:
Er wordt sneller dan 45 km/h gereden.
DSR verdwijnt uit het statusgedeelte van de boordcomputer. Bovendien verschijnt kort de melding Uit.
U kunt de snelheid tussen 4 km/h en afhankelijk van de versnelling tot maximaal 18 km/h met het rem- en gaspedaal of met de TEMPOMAT-hendel instellen.
De actuele snelheid is opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt stapsgewijs met 1 km/h verhoogd of verlaagd.
Het kan een ogenblik duren tot het voertuig tot de ingestelde snelheid afremt. Deze vertraging in acht nemen bij het instellen van de snelheid met de TEMPOMAT-hendel.
Het controlelampje in de toets dooft.
Als u sneller dan 45 km/h rijdt, schakelt de DSR automatisch uit.