Bij het omlaagbrengen van de auto kunnen lichaamsdelen van personen bekneld raken die zich tussen de carrosserie en de banden of onder de auto bevinden.
Wanneer een voertuig met luchtvering wordt geparkeerd, kan de luchtvering tot een uur later geactiveerd blijven, ook als het voertuig is uitgeschakeld. Als in die tijd wordt geprobeerd het voertuig met de krik op te krikken, probeert de luchtvering de voertuighoogte te compenseren.
De krik kan kantelen.
Dit voorkomt het automatisch naregelen van de voertuighoogte en het handmatig omhoog- of omlaagbrengen.
Wanneer het chassis is gewijzigd kunnen de rij-eigenschappen evenals het stuur en remgedrag sterk nadelig worden beïnvloed. Bovendien kan de toegestane voertuighoogte worden overschreden.
De voertuighoogte kan te hoog, te laag of asymmetrisch zijn.
Het rij‑ en remgedrag van het voertuig kan dan duidelijk veranderd zijn.
Als de ENR een functiestoring vertoont of tijdens het rijden naregelt, kan het voertuigniveau te laag staan.
De voertuighoogte is afhankelijk van de beladingstoestand en de verdeling van de belading. De ENR zorgt bij voertuigen met luchtgeveerde achteras voor een compensatie van het niveau van de achteras. Hierdoor blijft het voertuig onafhankelijk van de beladingstoestand altijd op het voertuigniveau. De rijdynamiek blijft behouden. Het hoogteverschil tussen beide zijden van het voertuig mag daarbij maximaal 1 cm bedragen.
De ENR is onafhankelijk van de motor en alleen bij ingeschakeld voertuig gebruiksklaar. De compressor van de ENR werkt hoorbaar.
Als de compressor voortdurend werkt, of meerdere malen binnen een minuut start, vertoont de ENR een functiestoring.
Overeenkomstig de uitrusting van het voertuig schakelt de ENR tussen de handmatige functie en de automatische functie om. Dit is afhankelijk van de snelheid of van de stand van de parkeerrem.
Wanneer de ENR afhankelijk van de snelheid schakelt, is de handmatige functie automatisch geactiveerd wanneer het voertuig stilstaat. De voertuighoogte kan dan worden verhoogd of verlaagd. Wanneer vervolgens sneller dan 10 km/h wordt gereden, is de handmatige functie automatisch gedeactiveerd en stelt de automatische regeling het voertuigniveau in.
Wanneer de ENR afhankelijk van de stand van de parkeerrem schakelt, is de handmatige functie automatisch geactiveerd als de parkeerrem is aangetrokken. De voertuighoogte kan dan worden verhoogd of verlaagd voor het in- en uitladen. Als de parkeerrem wordt gelost, is de handmatige functie automatisch gedeactiveerd en stelt de automatische regeling het voertuigniveau in.
Voor werkzaamheden aan het voertuig of bij het verwisselen van een wiel kan de ENR worden uitgeschakeld meer.
Als de ENR een storing vertoont of als de voertuighoogte te hoog of te laag is, klinkt een waarschuwingssignaal.
Het rij- en remgedrag van het voertuig verandert dan duidelijk. De ENR regelt zo snel mogelijk de normale voertuighoogte in. Voorzichtig doorrijden, tot het waarschuwingssignaal niet meer klinkt. Pas dan is het voertuig op het normale niveau.
als de parkeerrem wordt gelost
vanaf een snelheid van 10 km/h
Als de compressor van de elektronische niveauregeling oververhit dreigt te geraken, bijvoorbeeld door het snel herhaald omhoog- en omlaagbrengen, wordt de ENR uitgeschakeld. U kunt de voertuighoogte dan na een aantal minuten weer omhoog- of omlaagbrengen.