De belangrijke veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de rijveiligheidssystemen in acht nemen.
Bij het remmen, bijvoorbeeld bij een noodstop of onvoldoende grip van de banden, wordt het blokkeren van de wielen voorkomen.
Bij het remmen blijft de bestuurbaarheid van het voertuig gewaarborgd binnen de fysiek mogelijke grenzen.
Het ABS functioneert vanaf een snelheid van circa 5 km/h. Bij een glad wegdek werkt het ABS al bij een geringe druk op het rempedaal.
Het ABS kan niet correct werken of niet functioneren wanneer een storing aanwezig is en het gele ABS-waarschuwingslampje in het combi-instrument permanent brandt na het starten van het voertuig.
Wanneer het ABS regelt, is pulseren van het rempedaal voelbaar. Het pulserende rempedaal kan een aanwijzing voor gevaarlijke wegomstandigheden zijn en u eraan herinneren bijzonder voorzichtig te rijden.
Wanneer het ABS regelt: Het rempedaal krachtig ingedrukt blijven houden tot de noodstopsituatie voorbij is.
Bij een noodstop: Het rempedaal krachtig ingedrukt houden.