Het voertuig wordt blootgesteld aan sterke schokken, bijvoorbeeld door wegoneffenheden of kuilen.
Het voertuig verliest grip, bijvoorbeeld bij gladheid door sneeuw of ijs of vanwege aquaplaning.
De chauffeur voert snelle en grote stuurbewegingen uit.
Zodra de rijsituatie weer is genormaliseerd, is de zijwindassistent weer gereed voor gebruik.
De zijwindassistent herkent sterke windvlagen van opzij, die de rechtuitstabiliteit van het voertuig kunnen storen. De zijwindassistent grijpt in afhankelijk van de richting en de kracht van de zijwind.
Een stabiliserende remingreep helpt om het voertuig in het goede spoor te houden.
Bij een duidelijk waarneembare ingreep van de zijwindassistent verschijnt informatie in het combi-instrument.
De zijwindassistent is actief vanaf een snelheid van 80 km/h bij rechtuitrijden of tijdens het rijden door flauwe bochten.