Verlichting, ruitenwissers en klimaatregeling
Automatisch rijlicht instellen:
De draaiknop van de combischakelaar

in de stand

draaien.
Dimlicht inschakelen:
De draaiknop van de combischakelaar

in de stand

draaien.
Het controlelampje
brandt in het combi-instrument.
De motor moet gestart zijn.
Grootlicht in- en uitschakelen:
De draaiknop van de combischakelaar

in de stand

of

draaien.
Inschakelen: De combischakelaar in de richting van de pijl

drukken.
Uitschakelen: De combischakelaar in de uitgangspositie terugtrekken.
Als het grootlicht ingeschakeld is, brandt het controlelampje
in het combi-instrument.
Lichtsignaal geven:
De combischakelaar in de richting van de pijl

trekken.
Standlicht instellen:
De draaiknop van de combischakelaar

in de stand

draaien.
Mistlicht en mistachterlicht in- en uitschakelen:
De middelste ring van de combischakelaar

op de gewenste markering draaien:

Mistlicht

Mistachterlicht
De middelste ring van de combischakelaar keert na het loslaten automatisch in de neutraalstand terug.
De combischakelaar in de gewenste stand draaien.
Automatisch wissen (auto's met regensensor):
De combischakelaar in de stand

drukken.
De wisfrequentie met de draaiknop

instellen.
Intervalwissen inschakelen:
De combischakelaar in de stand

drukken.
De wisfrequentie met de draaiknop

instellen.
Bij het automatisch wissen wordt afhankelijk van de neerslag een geschikte wisfrequentie ingesteld.
Wissen met ruitensproeiervloeistof:
De combischakelaar in de richting van de pijl

trekken.