Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • eVito
  • 10/2021
app store google play
X

Printen
TEMPOMAT of variabele limiter bedienen
Voorwaarden
TEMPOMAT
  • De TEMPOMAT is geselecteerd.

  • Wanneer de parkeerrem vrijgezet is.

  • Het ESP® is ingeschakeld, maar mag niet regelen.

  • De rijsnelheid bedraagt minimaal 20 km/h.

  • Het rempedaal wordt ingedrukt.

Voorwaarden
Variabele limiter
  • Het voertuig is gestart.

  • De variabele limiter is geselecteerd.

Omschakelen tussen TEMPOMAT en variabele limiter
De toets indrukken.
  • LIM-controlelampje gedoofd: De TEMPOMAT is geselecteerd.

  • LIM-controlelampje brandt: De variabele limiter is geselecteerd.

Actuele snelheid opslaan en vasthouden
De TEMPOMAT-hendel kort naar boven of naar beneden aantippen.

De actueel gereden snelheid wordt opgeslagen en door het voertuig aangehouden (TEMPOMAT) of begrensd (variabele limiter).

Wanneer de TEMPOMAT wordt ingeschakeld, toont het display van het combi-instrument kort de opgeslagen snelheid in het tekstveld. Bovendien toont het display het symbool en de opgeslagen snelheid.

Wanneer de variabele limiter wordt ingeschakeld, toont het display van het combi-instrument kort de opgeslagen snelheid. Bovendien toont het display het symbool en de opgeslagen snelheid.

Bij voertuigen met actieve afstandsassistent DISTRONIC branden in plaats daarvan de segmenten in de snelheidsmeterrand vanaf het begin van de schaalverdeling tot aan de opgeslagen snelheid.

Opgeslagen snelheid oproepen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door opgeslagen snelheid

Wanneer u de opgeslagen snelheid oproept en deze lager is dan de actuele snelheid, remt de auto af.

Rekening houden met de verkeerssituatie voordat de opgeslagen snelheid wordt opgeroepen.
De TEMPOMAT-hendel kort in de richting trekken.

De laatst opgeslagen snelheid wordt opgeslagen en door het voertuig aangehouden (TEMPOMAT) of begrensd (variabele limiter).

Wanneer daarvoor de laatst opgeslagen snelheid is gewist, wordt de momenteel gereden snelheid opgeslagen.

Wanneer het voertuig wordt geparkeerd, wordt de laatst opgeslagen snelheid gewist.

Snelheid verhogen of verlagen
De TEMPOMAT-hendel tot het 1e drukpunt omhoog- of omlaagdrukken .

De opgeslagen snelheid wordt 1 km/h verhoogd of verlaagd.

of
De TEMPOMAT-hendel tot voorbij het 1e drukpunt omhoog- of omlaagdrukken .

De opgeslagen snelheid wordt 10 km/h verhoogd of verlaagd.

Wanneer u de digitale snelheidsmeter in de eenheid Mijlen hebt ingesteld, kunt u elke snelheid vanaf 20 mph vasthouden (TEMPOMAT) of begrenzen (variabele limiter). De stappen voor het instellen van de snelheidsbegrenzing zijn dan 1 mph en 5 mph.

TEMPOMAT of variabele limiter uitschakelen
De TEMPOMAT-hendel kort naar voren drukken.
of
De toets indrukken.

Het symbool of en de weergave van de opgeslagen snelheid op het display van het combi-instrument gaan vervolgens uit.

De TEMPOMAT wordt in de volgende situaties uitgeschakeld:
  • U remt.

  • U rijdt langzamer dan 20 km/h.

  • U zet de transmissie in .

  • Het ESP® regelt.

In deze gevallen blijft de variabele limiter ingeschakeld.

Wanneer u het ESP® uitschakelt of wanneer het ABS of het ESP® een storing vertoont, worden de TEMPOMAT en de limiter uitgeschakeld.

Wanneer de TEMPOMAT automatisch wordt uitgeschakeld, klinkt een geluidssignaal en toont het display van het combi-instrument in het tekstveld kort de melding TEMPOMAT Uit.