Deuren openen en daardoor andere personen of verkeersdeelnemers in gevaar brengen.
Uitstappen en door het verkeer worden gegrepen.
Uitrustingen van het voertuig bedienen en bijvoorbeeld bekneld raken.
De parkeerrem vrij te zetten.
De transmissiestand te wijzigen.
Het voertuig te starten.
De sleutel bevindt zich in het registratiegebied van de antenne meer en de batterij van de sleutel is niet ontladen.
Het voertuig start. Wanneer het voertuig rijklaar is, verschijnt op het display van het combi-instrument de weergave .
Wanneer u na het starten van het voertuig de bestuurdersstoel verlaat, toont het combi-instrument de displaymelding Voertuig is gereed Voor verlaten contact uitschakelen. Wanneer u niet binnen een minuut op de bestuurdersstoel plaatsneemt, schakelt het voertuig het contact automatisch uit.