Een drukloze band beïnvloedt de rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag sterk.
Banden zonder noodloopeigenschappen:
Banden met noodloopeigenschappen:
Beschadigde banden kunnen bandenspanningsverlies veroorzaken.
Bij een te lage profieldiepte laat de grip van de banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet aangepaste snelheid.
Zomerbanden: 3 mm
M+S-banden: 4 mm
Indien dit niet kan worden vermeden, alleen langzaam en onder een flauwe hoek over obstakels zoals stoepranden rijden. Anders kunnen de velgen en banden worden beschadigd.
Controle van de bandenspanning Meer
Visuele controle van de banden en velgen op beschadigingen
Controle van de ventieldopjes
De ventielen moeten met de speciaal voor de auto goedgekeurde ventieldopjes tegen vocht en vuil beschermd zijn.
Visuele controle van de profieldiepte en het loopvlak over de gehele breedte.
De minimumprofieldiepte bij zomerbanden bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
De auto raakt de grond, bijvoorbeeld op een hoge stoeprand of onverharde wegen.
De auto rijdt te snel over een obstakel, bijvoorbeeld een stoeprand, een verkeersdrempel of een kuil in de weg.
Een zwaar voorwerp slaat tegen de bodemplaat of tegen onderdelen van het onderstel.
De carrosserie, de bodemplaat, onderdelen van het onderstel, wielen of banden en onderdelen van de hoogspanningsaccu kunnen in dergelijke of vergelijkbare situaties ook niet-zichtbaar worden beschadigd . Dergelijke beschadigde onderdelen kunnen onverwacht uitvallen of de bij een ongeval optredende krachten niet meer zoals bedoeld opnemen.
Nabewerken van het remsysteem en de wielen is niet toegestaan. Het gebruik van vulringen en remstofplaten is niet toegestaan. Daardoor voldoet de auto niet meer aan de typegoedkeuring.
De banden en velgen regelmatig op beschadiging controleren, ten minste eenmaal per maand en na rijden in het terrein of op slechte wegen.
Nieuwe banden tijdens de eerste 100 km met matige snelheid inrijden. Pas daarna bereiken deze de volledige capaciteit.
Wanneer u met sneeuwkettingen te snel rijdt, kunnen deze breken en anderen verwonden en het voertuig beschadigen.
Wanneer sneeuwkettingen op de voorwielen worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettingen in contact komen met de carrosserie of met onderdelen van het onderstel.
Wanneer u sneeuwkettingen op stalen velgen monteert, kunnen de wieldoppen beschadigen.
Om veiligheidsredenen adviseert smart, alleen voor smart goedgekeurde sneeuwkettingen te gebruiken. Meer informatie daarover is verkrijgbaar bij een smart center of een gekwalificeerde werkplaats.
De landspecifieke voorschriften in acht nemen.
Alleen voor smart goedgekeurde sneeuwkettingen gebruiken.
Sneeuwkettingen op beide achterwielen monteren.
Sneeuwkettingen alleen op met sneeuw bedekte wegen gebruiken.
Tijdens het rijden met sneeuwkettingen de toegestane maximumsnelheid van 50 km/h niet overschrijden.
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfsstoffen in acht nemen Meer.
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer dit op hete onderdelen in de motorruimte terechtkomt, kan het ontsteken.
Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen het kunststof oppervlak van de exterieurverlichting beschadigen.
Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water gebruiken. Anders kan de niveausensor een onjuist niveau detecteren.
Boven het vriespunt: bijvoorbeeld MB SummerFit
Onder het vriespunt: bijvoorbeeld MB WinterFit
De correcte mengverhouding is te vinden in de gegevens op de verpakking.
De ruitensproeiervloeistof het gehele jaar met ruitreinigingsmiddel mengen.
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer dit op hete onderdelen in de motorruimte terechtkomt, kan het ontsteken.
Informatie over ruitreinigingsmiddel en antivriesmiddel, zie "Technische gegevens" Meer.
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
Het ruitenwisserblad vergrendelt.