Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • eVito
  • 10/2021
app store google play
X

Printen
Aanwijzingen met betrekking tot noodwielen en reservewielen

Noodwiel: Wiel- en bandenmaten en het type band zijn anders dan die van het te verwisselen wiel.

Op het noodwiel bevindt zich een sticker met de snelheidsbegrenzing en de bandenspanning.

Reservewiel: Wiel- en bandenmaten en het type band komen overeen met de overige gemonteerde wielen.

Wanneer een noodwiel of een reservewiel is gemonteerd wijzigen de rijeigenschappen; dit brengt risico's met zich mee.

WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door verkeerde wiel- en bandenmaten

Als het noodwiel of reservewiel is gemonteerd, kunnen de rij-eigenschappen sterk worden beïnvloed.

Er bestaat een verhoogd gevaar voor ongevallen!

Om risico's te vermijden, de volgende punten in acht nemen:

De bandenspanning van het gemonteerde reservewiel of noodwiel controleren en eventueel aanpassen.
Het noodwiel mag alleen tijdelijk worden gebruikt en moet zo snel mogelijk weer door een standaardwiel worden vervangen.
Nooit meer dan één noodwiel monteren.
Bij het gebruik van een noodwiel de rijstijl aanpassen en voorzichtig rijden.
Het ESP® niet uitschakelen.
Op een noodwiel mogen geen sneeuwkettingen worden gemonteerd.
Het noodwiel uiterlijk om de zes jaar laten vervangen, ongeacht de slijtage.
  • Bij gebruik van een noodwiel of reservewiel dat afwijkt van het te verwisselen wiel, mag de toegestane maximumsnelheid van 80 km/h niet worden overschreden.

  • Het noodwiel of reservewiel bij een gekwalificeerde werkplaats laten vervangen meer.

  • De bandenspanning van het noodwiel of reservewiel moet voor aanvang van de rit worden gecontroleerd en eventueel worden aangepast meer.

Regelmatig en altijd vóór een langere rit het volgende controleren:
  • de vaste bevestiging van het reservewiel

  • de bandenspanning van het reservewiel (eventueel de bandenspanning aanpassen) meer

  • de bevestiging van de reservewielhouder

Het reservewiel bevindt zich onder het voertuig in een reservewielhouder.

De banden uiterlijk om de zes jaar laten vervangen, ongeacht de slijtage. Dit geldt ook voor het reservewiel.

Wanneer een reservewiel gemonteerd is, functioneert de bandenspanningscontrole voor dit wiel niet. Het reservewiel is niet uitgerust met een sensor voor de bandenspanningscontrole.