Het systeem controleert met behulp van bandenspanningssensoren de bandenspanning en de bandentemperatuur van de op het voertuig gemonteerde banden.
Nieuwe bandenspanningssensoren, bijvoorbeeld bij winterbanden, worden bij de eerste rit automatisch ingeleerd.
De chauffeur is ervoor verantwoordelijk, de bandenspanning in te stellen op de geadviseerde, voor de bedrijfsomstandigheden geschikte bandenspanning voor koude banden meer.
In acht nemen dat de bandenspanningscontrole de voor de actuele bedrijfsomstandigheden correcte bandenspanning eerst moet inleren. De waarschuwingsdrempel voor de waarschuwingsmelding bij een duidelijk drukverlies is gebaseerd op de ingeleerde referentiewaarden. Nadat u de bandenspanning bij koude banden hebt ingesteld, dient u de bandenspanningscontrole opnieuw te starten meer. De actuele spanningen worden daarbij als nieuwe referentiewaarde opgeslagen. Daarmee is gewaarborgd, dat pas een waarschuwingsmelding wordt gegeven als de bandenspanning duidelijk gedaald is.
Als het waarschuwingslampje continu brandt, is de bandenspanning bij een of meerdere banden duidelijk te laag. De bandenspanningscontrole vertoont geen storing.
Als het waarschuwingslampje circa een minuut knippert en dan permanent brandt, vertoont de bandenspanningscontrole een storing.
In het combi-instrument verschijnt bovendien een melding.
De bandenspanning is verkeerd ingesteld.
Er treedt een plotseling drukverlies op, bijvoorbeeld veroorzaakt door een binnengedrongen voorwerp.
Er treedt een storing door een andere radiobron op.
Bij een storing van de bandenspanningscontrole kan het langer dan tien minuten duren voordat de storing met het waarschuwingslampje wordt weergegeven. Als de storing verholpen is, dooft het waarschuwingslampje na enkele minuten rijden.
De waarden voor de bandenspanning in de boordcomputer kunnen afwijken van de waarden die bij het tankstation met een bandenspanningsmeter worden gemeten.
De door de boordcomputer weergegeven bandenspanningen hebben betrekking op zeeniveau. Op hoger gelegen locaties geven luchtdrukmeters een hogere bandenspanning weer dan de boordcomputer. In dit geval de bandenspanning verlagen.