Wanneer de uitlaateindpijp geblokkeerd is of geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen giftige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmonoxide, in de auto binnendringen. Dat is bijvoorbeeld in gesloten ruimtes het geval, of als de auto in de sneeuw vastzit.
Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren, gras of takken, kunnen ontsteken.
De bijverwarmer kan te heet worden en daardoor uitschakelen als de stroom warme lucht wordt geblokkeerd.
Het gebruik van de standverwarming-ventilatie belast de accu.
De extra verwarming kan met een afstandsbediening worden in- en uitgeschakeld en de inschakelduur hiervan kan worden gewijzigd. De afstandsbediening moet op de ontvanger van de extra verwarming zijn afgestemd. Voor meer informatie contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
De afstandsbediening van de extra verwarming zodanig bewaren, dat de interieurvoorverwarming niet onbedoeld kan worden ingeschakeld. Ervoor zorgen dat de afstandsbediening, in het bijzonder voor kinderen buiten bereik bewaard wordt.
Het bereik van de afstandsbediening bedraagt circa 300 m. De actieradius wordt gereduceerd door bijvoorbeeld radiografische storingsbronnen of massieve obstakels.
Brandt rood - Afstandsbediening ingeschakeld
Knippert rood - Extra verwarming uitgeschakeld
Brandt groen: Extra verwarming ingeschakeld
Knippert groen - Optie bedrijfsduur wijzigen actief
Knippert afwisselend rood en groen - Afstandsbediening in de synchronisatiemodus
Als de batterij van de afstandsbediening zwak is, knippert het controlelampje snel rood.
Informatie over verdere indicaties door de controlelampjes vindt u bij "Problemen met de extra verwarming" .
De afstandsbediening schakelt na tien seconden in de ruststand. Het controlelampje dooft.
Tijdens de gegevensoverdracht brandt het controlelampje rood.
Als het controlelampje groen brandt, is de extra verwarming ingeschakeld.
Tijdens de gegevensoverdracht brandt het controlelampje rood.
Als het controlelampje rood knippert, is de extra verwarming uitgeschakeld.
Het controlelampje knippert groen.
20 minuten - het controlelampje knippert tweemaal groen.
30 minuten - het controlelampje knippert driemaal groen.
40 minuten - het controlelampje knippert viermaal groen.
Tijdens de gegevensoverdracht gaat het controlelampje rood branden.
Als het controlelampje tweemaal lang groen knippert, is de geselecteerde inschakelduur opgeslagen.
Als de inschakelduur niet wordt gewijzigd, knippert het controlelampje zesmaal en gaat de afstandsbediening naar de ruststand.