Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • eSprinter
  • 06/2022
app store google play
X

Printen
Alarmknipperlichtinstallatie in- en uitschakelen
De toets indrukken.

Als u de knipperlichten inschakelt terwijl de alarmknipperlichtinstallatie ingeschakeld is, werken alleen de knipperlichten aan de betreffende zijde van het voertuig.

De alarmknipperlichtinstallatie wordt in de volgende situaties automatisch ingeschakeld:
  • De airbag is geactiveerd.

  • Het voertuig wordt vanaf meer dan 70 km/h hard afgeremd tot voertuigstilstand.

Wanneer de alarmknipperlichtinstallatie automatisch is ingeschakeld, dient u de alarmknipperlichttoets in te drukken om de alarmknipperlichtinstallatie uit te schakelen.

De alarmknipperlichtinstallatie wordt na een noodstop automatisch uitgeschakeld wanneer het voertuig weer een snelheid van meer dan 10 km/h bereikt.

De alarmknipperlichtinstallatie werkt ook wanneer het voertuig is uitgeschakeld.

Brandblusser uitnemen en opbergen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door een niet correct bevestigde brandblusser in de beenruimte van de bestuurder

Een brandblusser kan de slag van de pedalen beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.

Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveiligheid van de auto in gevaar gebracht.

De brandblusser kan gaan rondslingeren en de bestuurder of anderen inzittende verwonden.

De brandblusser altijd correct in de houder opbergen en bevestigen.
De brandblusser tijdens het rijden niet uitnemen.
Uitnemen en opbergen
De bijrijdersdeur openen.
Uitnemen:
De lussen op de houder van de brandblusser omhoogtrekken.
De brandblusser uitnemen.
Opbergen:
De brandblusser opbergen.
De lussen op de houder van de brandblusser omlaagdrukken.

Bij een voertuig met rechtse besturing bevindt de brandblusser zich aan de bijrijdersstoel in rijrichting gezien links.

Gevarendriehoek uitnemen

De gevarendriehoek bevindt zich in het opbergvak in de bijrijdersdeur.

De gevarendriehoek uit het opbergvak nemen.
EHBO-set uitnemen

De EHBO-set bevindt zich in het opbergvak in de bijrijdersdeur.

De EHBO-set uit het opbergvak nemen.
QR-codes voor reddingskaart

De QR-code stickers bevinden zich op de B-stijl aan chauffeurs- en bijrijderszijde. Bij een ongeval kunnen de hulpdiensten met behulp van de QR-codes snel de betreffende reddingskaart voor uw voertuig ophalen. Op de actuele reddingskaart staat beknopt de belangrijkste informatie over het voertuig, bijvoorbeeld de ligging van de elektrische bedrading.

Meer informatie vindt u op Homepage Mercedes-Benz - Reddingskaart

Starthulp en 12V‑boordnetaccu opladen
De starthulp alleen laten uitvoeren bij een gekwalificeerde werkplaats, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
De 12V‑boordnetaccu alleen laten opladen bij een gekwalificeerde werkplaats, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Aanwijzingen met betrekking tot elektrische zekeringen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen en letsel door overbelaste bedrading

Wanneer een defecte zekering wordt gemanipuleerd, overbrugd of door een zekering met een hoger amperage wordt vervangen, kan de elektrische bedrading overbelast worden.

Hierdoor kan brand ontstaan.

Defecte zekeringen altijd door gespecificeerde nieuwe zekeringen met het correcte amperage vervangen.
AANWIJZING Beschadiging door verkeerde zekeringen

Door verkeerde zekeringen kunnen elektrische componenten of systemen worden beschadigd.

Alleen door Mercedes-Benz vrijgegeven zekeringen met het aangegeven amperage gebruiken.

De elektrische zekeringen van uw voertuig dienen ertoe, defecte stroomkringen uit te schakelen. Wanneer een zekering is doorgebrand vallen de daarop aangesloten componenten en hun functies uit.

Doorgebrande zekeringen moeten worden vervangen door gelijkwaardige zekeringen, herkenbaar aan de kleur en de ampèrewaarde. Het zekeringaansluitschema en verdere aanwijzingen met betrekking tot elektrische zekeringen en relais vindt u in de aanvullende handleiding "Zekeringenindeling".

AANWIJZING Beschadiging of functiestoring door vochtigheid

Door vochtigheid kunnen functiestoringen of beschadigingen aan de elektrische installatie ontstaan.

Bij een geopende zekeringenkast erop letten dat geen vochtigheid in de zekeringenkasten kan binnendringen.
Bij het sluiten van de zekeringenkast erop letten dat de afdichting van het deksel correct op de zekeringenkast is aangebracht.

Wanneer een nieuw aangebrachte zekering opnieuw doorbrandt, de oorzaak laten vaststellen en verhelpen bij een gekwalificeerde werkplaats.

Voor het vervangen van zekeringen het volgende controleren:
  • Het voertuig is beveiligd tegen wegrollen.

  • Alle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.

  • Het voertuig is uitgeschakeld.

De elektrische zekeringen zijn over verschillende zekeringenkasten verdeeld:
  • Zekeringenkast in de beenruimte van de bijrijder meer

  • Zekeringenkast in stoelconsole van chauffeursstoel meer

Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door drukloze banden

Een drukloze band beïnvloedt de rij-eigenschappen en het stuur- en remgedrag van het voertuig in aanzienlijke mate.

Niet met een drukloze band rijden.
De drukloze band vervangen door het reservewiel of contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
Afhankelijk van de uitrusting van het voertuig hebt u in geval van bandenpech de volgende mogelijkheden:
  • U kunt een pechoproep starten via de toets pechhulp-oproep in het bedieningspaneel dakconsole .

  • Het wiel vervangen meer.

Overzicht wielwisselgereedschap
Het benodigde wielwisselgereedschap kan het volgende  omvatten:
  • Krik

  • Wielsleutel

Het maximumdraagvermogen van de krik vindt u op de sticker van de krik.

De krik is onderhoudsvrij. Bij een storing in de werking contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.

Het wielwisselgereedschap bevindt zich achter de chauffeursstoel.

Toegestane sleepmethoden

Mercedes-Benz adviseert om het voertuig bij pech te transporteren in plaats van te slepen.

Gebruik voor het slepen met beide assen op de grond een sleepkabel of een sleepstang.

Wanneer u bemerkt dat het voertuig koelvloeistof heeft verloren, is slepen niet toegestaan. Het voertuig laten transporteren.

WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door beperkte veiligheidsrelevante functies bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de volgende situaties beperkt of niet meer beschikbaar:
  • De auto is uitgeschakeld.

  • Het remsysteem of de stuurbekrachtiging vertoont een storing.

  • De energievoorziening of het boordnet vertoont een storing.

Wanneer uw auto wordt gesleept, kan voor het sturen en remmen aanzienlijk meer kracht nodig zijn.

Een sleepstang gebruiken.
Voor het slepen controleren of de stuurinrichting vrij kan bewegen.
AANWIJZING Schade aan de aandrijflijn door onvoldoende koeling

Wanneer het motorkoelsysteem beschadigd is, kan door het slepen de aandrijflijn worden beschadigd.

Het voertuig laten transporteren.
AANWIJZING Schade aan de aandrijflijn door ongeoorloofd slepen

Het achteruit slepen van het voertuig is niet toegestaan, omdat daardoor de aandrijflijn kan worden beschadigd .

Het voertuig alleen vooruit slepen.
AANWIJZING Schade aan de auto door ondeskundig slepen
De aanwijzingen voor het slepen in acht nemen.
AANWIJZING Beschadiging door zelfstandig remmen

Wanneer de actieve afstandsassistent of de HOLD-functie ingeschakeld is, remt het voertuig in bepaalde situaties automatisch.

Om schade aan het voertuig te vermijden, deze systemen in de volgende of vergelijkbare situaties uitschakelen:

bij het slepen
in de wasstraat
AANWIJZING Beschadiging van het aandrijfsysteem door niet deskundig manoeuvreren

Wanneer bij uitgevallen aandrijfsysteem het voertuig achteruit bewogen wordt, bijvoorbeeld door te duwen of manoeuvreren, kan het aandrijfsysteem beschadigd worden.

Het voertuig slechts kort en langzaam achteruit bewegen.
Toegestane sleepmethoden

Beide assen op de grond

Vooras opgetild

Ja, maximaal 40 km met 40 km/h

Ja, maximaal 50 km met 50 km/h

Wanneer de transmissie niet in de stand kan worden gezet, het voertuig vervoeren meer. Voor het transport van het voertuig is een sleepwagen met hefinrichting nodig.

Wanneer het motorkoelsysteem beschadigd is, mag het voertuig alleen worden verplaatst wanneer de aangedreven as is opgetild.