Als u de knipperlichten inschakelt terwijl de alarmknipperlichtinstallatie ingeschakeld is, werken alleen de knipperlichten aan de betreffende zijde van het voertuig.
De airbag is geactiveerd.
Het voertuig wordt vanaf meer dan 70 km/h hard afgeremd tot voertuigstilstand.
Wanneer de alarmknipperlichtinstallatie automatisch is ingeschakeld, dient u de alarmknipperlichttoets in te drukken om de alarmknipperlichtinstallatie uit te schakelen.
De alarmknipperlichtinstallatie wordt na een noodstop automatisch uitgeschakeld wanneer het voertuig weer een snelheid van meer dan 10 km/h bereikt.
De alarmknipperlichtinstallatie werkt ook wanneer het voertuig is uitgeschakeld.
Een brandblusser kan de slag van de pedalen beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs‑ en verkeersveiligheid van de auto in gevaar gebracht.
De brandblusser kan gaan rondslingeren en de bestuurder of anderen inzittende verwonden.
Bij een voertuig met rechtse besturing bevindt de brandblusser zich aan de bijrijdersstoel in rijrichting gezien links.
De gevarendriehoek bevindt zich in het opbergvak in de bijrijdersdeur.
De EHBO-set bevindt zich in het opbergvak in de bijrijdersdeur.
De QR-code stickers bevinden zich op de B-stijl aan chauffeurs- en bijrijderszijde. Bij een ongeval kunnen de hulpdiensten met behulp van de QR-codes snel de betreffende reddingskaart voor uw voertuig ophalen. Op de actuele reddingskaart staat beknopt de belangrijkste informatie over het voertuig, bijvoorbeeld de ligging van de elektrische bedrading.
Meer informatie vindt u op Homepage Mercedes-Benz - Reddingskaart
Wanneer een defecte zekering wordt gemanipuleerd, overbrugd of door een zekering met een hoger amperage wordt vervangen, kan de elektrische bedrading overbelast worden.
Hierdoor kan brand ontstaan.
Door verkeerde zekeringen kunnen elektrische componenten of systemen worden beschadigd.
De elektrische zekeringen van uw voertuig dienen ertoe, defecte stroomkringen uit te schakelen. Wanneer een zekering is doorgebrand vallen de daarop aangesloten componenten en hun functies uit.
Doorgebrande zekeringen moeten worden vervangen door gelijkwaardige zekeringen, herkenbaar aan de kleur en de ampèrewaarde. Het zekeringaansluitschema en verdere aanwijzingen met betrekking tot elektrische zekeringen en relais vindt u in de aanvullende handleiding "Zekeringenindeling".
Door vochtigheid kunnen functiestoringen of beschadigingen aan de elektrische installatie ontstaan.
Wanneer een nieuw aangebrachte zekering opnieuw doorbrandt, de oorzaak laten vaststellen en verhelpen bij een gekwalificeerde werkplaats.
Het voertuig is beveiligd tegen wegrollen.
Alle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.
Het voertuig is uitgeschakeld.
Een drukloze band beïnvloedt de rij-eigenschappen en het stuur- en remgedrag van het voertuig in aanzienlijke mate.
U kunt een pechoproep starten via de toets pechhulp-oproep in het bedieningspaneel dakconsole .
Het wiel vervangen meer.
Krik
Wielsleutel
Het maximumdraagvermogen van de krik vindt u op de sticker van de krik.
De krik is onderhoudsvrij. Bij een storing in de werking contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
Het wielwisselgereedschap bevindt zich achter de chauffeursstoel.
Mercedes-Benz adviseert om het voertuig bij pech te transporteren in plaats van te slepen.
Gebruik voor het slepen met beide assen op de grond een sleepkabel of een sleepstang.
Wanneer u bemerkt dat het voertuig koelvloeistof heeft verloren, is slepen niet toegestaan. Het voertuig laten transporteren.
De auto is uitgeschakeld.
Het remsysteem of de stuurbekrachtiging vertoont een storing.
De energievoorziening of het boordnet vertoont een storing.
Wanneer uw auto wordt gesleept, kan voor het sturen en remmen aanzienlijk meer kracht nodig zijn.
Wanneer het motorkoelsysteem beschadigd is, kan door het slepen de aandrijflijn worden beschadigd.
Het achteruit slepen van het voertuig is niet toegestaan, omdat daardoor de aandrijflijn kan worden beschadigd .
Wanneer de actieve afstandsassistent of de HOLD-functie ingeschakeld is, remt het voertuig in bepaalde situaties automatisch.
Om schade aan het voertuig te vermijden, deze systemen in de volgende of vergelijkbare situaties uitschakelen:
Wanneer bij uitgevallen aandrijfsysteem het voertuig achteruit bewogen wordt, bijvoorbeeld door te duwen of manoeuvreren, kan het aandrijfsysteem beschadigd worden.
Beide assen op de grond | Vooras opgetild |
---|---|
Ja, maximaal 40 km met 40 km/h | Ja, maximaal 50 km met 50 km/h |
Wanneer de transmissie niet in de stand kan worden gezet, het voertuig vervoeren meer. Voor het transport van het voertuig is een sleepwagen met hefinrichting nodig.
Wanneer het motorkoelsysteem beschadigd is, mag het voertuig alleen worden verplaatst wanneer de aangedreven as is opgetild.