Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • eSprinter
  • 06/2022
app store google play
X

Printen
Aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig controleren van de velgen en banden
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door beschadigde banden

Beschadigde banden kunnen bandenspanningsverlies veroorzaken.

Banden regelmatig op schade controleren en beschadigde banden direct vervangen.

De banden en velgen regelmatig op beschadigingen controleren, ten minste om de twee weken en na rijden in het terrein of op slechte wegdekken. Beschadigde wielen kunnen leiden tot bandenspanningsverlies.

Bijvoorbeeld op de volgende beschadigingen letten:
  • sneden in de band

  • gaatjes in de band

  • scheuren in de band

  • uitstulpingen op de band

  • verbuiging of sterke corrosie van de wielen

WAARSCHUWING Gevaar voor aquaplaning door te lage profieldiepte

Bij een te lage profieldiepte laat de grip van de banden te wensen over.

Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet aangepaste snelheid.

De profieldiepte en de toestand van het loopvlak van de band over de gehele breedte bij alle banden regelmatig controleren.
Minimumprofieldiepte bij
  • Zomerbanden: 3 mm

  • M+S-banden: 4 mm

De banden om veiligheidsredenen laten vervangen voordat de wettelijk voorgeschreven minimumprofieldiepte bereikt is.
De volgende controles regelmatig, ten minste eenmaal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor een langere rit of rijden in het terrein, aan alle wielen uitvoeren:
  • Controle van de bandenspanning meer

  • Controle van de ventieldopjes

    De ventielen moeten met de door Mercedes-Benz speciaal voor het voertuig goedgekeurde ventieldopjes tegen vocht en vuil beschermd zijn.

  • Visuele controle van de profieldiepte en het loopvlak van de band over de gehele breedte

    De minimumprofieldiepte bij zomerbanden bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.

Aanwijzingen met betrekking tot sneeuwkettingen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door verkeerde montage van de sneeuwkettingen

Wanneer sneeuwkettingen op de achterwielen worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettingen in contact komen met de carrosserie of met onderdelen van het onderstel.

Nooit sneeuwkettingen op de achterwielen monteren.
Sneeuwkettingen alleen paarsgewijs op de voorwielen monteren.
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door ongeschikte sneeuwkettingen

Universele sneeuwkettingen kunnen loskomen en onderdelen van het onderstel of remslangen beschadigen.

Bij voertuigen met voorwielaandrijving alleen sneeuwkettingen monteren die door Mercedes-Benz voor deze banden zijn goedgekeurd.

Mercedes-Benz adviseert om veiligheidsredenen om alleen voor de toepassing geteste en goedgekeurde sneeuwkettingen te gebruiken. Informatie over sneeuwkettingen is verkrijgbaar bij elke gekwalificeerde werkplaats.

AANWIJZINGBeschadiging van de wieldoppen door gemonteerde sneeuwkettingen

Wanneer u sneeuwkettingen op stalen velgen monteert, kunnen de wieldoppen beschadigen.

Voor de montage van sneeuwkettingen de wieldoppen van de stalen velgen verwijderen.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het volgende in acht nemen:
  • Sneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde velg-bandcombinatie toegestaan. Informatie daarover is verkrijgbaar bij een gekwalificeerde werkplaats.

  • Om veiligheidsredenen uitsluitend de door Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettingen of sneeuwkettingen met dezelfde kwaliteitsstandaard gebruiken.

  • De sneeuwkettingen na circa 1 km rijden nogmaals naspannen. Alleen zo is een optimale zitting van de sneeuwkettingen en vrije ruimte naar de aangrenzende onderdelen mogelijk.

  • Sneeuwkettingen alleen gebruiken wanneer de weg geheel met sneeuw bedekt is. De sneeuwkettingen zo snel mogelijk verwijderen, wanneer de weg niet meer geheel met sneeuw bedekt is.

  • Plaatselijke bepalingen kunnen het gebruik van sneeuwkettingen beperken. De overeenkomstige voorschriften in acht nemen voordat u sneeuwkettingen monteert.

  • De toegestane maximumsnelheid met gemonteerde sneeuwkettingen bedraagt 50 km/h.

Het ESP® kan voor het wegrijden worden uitgeschakeld meer. Zo kunnen de wielen doordraaien en een hogere aandrijfkracht opwekken.

Aanwijzingen met betrekking tot het ruitreinigingsmiddel

De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfsstoffen in acht nemen meer.

WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen in de motorruimte terechtkomt, kan het ontsteken.

Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeiervloeistofconcentraat naast de vulopening terechtkomt.
AANWIJZING Beschadigingen aan de exterieurverlichting door ongeschikt ruitreinigingsmiddel

Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen het kunststof oppervlak van de exterieurverlichting beschadigen.

Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat ook geschikt is voor kunststof oppervlakken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB WinterFit.
AANWIJZINGVerstopte sproeiers door menging van ruitensproeiervloeistoffen
MB SummerFit en MB WinterFit niet met andere ruitensproeiervloeistoffen mengen.

Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water gebruiken. Anders kan de niveausensor een onjuist niveau detecteren.

Ruitensproeierinstallatie bijvullen
GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van onderhoudswerken tijdens het laadproces

Tijdens het laadproces staat het hogevollt-boordnet onder hoge elektrische spanning.

Tijdens het laadproces geen onderhoudswerken uitvoeren.
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld het aandrijfsysteem en de radiateur.

Het aandrijfsysteem laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.
Wanneer werkzaamheden in de motorruimte moeten worden uitgevoerd, alleen de volgende onderdelen aanraken:
  • Motorkap

  • Afsluitdop ruitensproeiervloeistofreservoir

  • Afsluitdop koelvloeistofexpansiereservoir

WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door oververhitte auto
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte auto of een brand in de motorruimte opent, kunnen zich de volgende situaties voordoen:
  • U kunt met hete gassen in contact komen.

  • U kunt met andere ontsnappende, hete bedrijfsstoffen in aanraking komen.

Bij een oververhitting of brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en de brandweer waarschuwen.
De oververhitte auto eerst laten afkoelen, als de motorkap moet worden geopend.
WAARSCHUWING Gevaar voor brand en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar.

Vuur, open licht, roken en vonkvorming vermijden bij het werken met het ruitensproeiervloeistofconcentraat.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen
Ruitensproeiervloeistofreservoir (voorbeeld)
De ruitensproeiervloeistof in een jerrycan in de juiste mengverhouding voormengen.
De motorkap openen meer.
De afsluitdop van het ruitensproeiervloeistofreservoir aan de lip naar boven trekken.
De voorgemengde ruitensproeiervloeistof bijvullen.
De afsluitdop op de vulopening drukken, tot deze hoorbaar vergrendelt.
De motorkap sluiten meer.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
WAARSCHUWING Inklemgevaar door ingeschakelde ruitenwissers bij het vervangen van de ruitenwisserbladen

Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken

Alvorens de ruitenwisserbladen te vervangen, altijd de ruitenwissers en de auto uitschakelen.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door het gebruik van de ruitenwissers bij geopende motorkap

Als de ruitenwissers zich in beweging zetten als de motorkap geopend is, kunt u bekneld raken in de wisserstangen.

Altijd de ruitenwissers en de auto uitschakelen voordat de motorkap wordt geopend.
Ruitenwisserbladen vervangen

De ruiten worden niet meer correct gewist als de ruitenwisserbladen versleten zijn. Ruitenwisserbladen tweemaal per jaar vervangen, het beste in het voorjaar en in de herfst.

De ruitenwisserarm van de voorruit wegklappen.
De ruitenwisserarm vasthouden en het ruitenwisserblad in de richting van de pijl tot de aanslag van de ruitenwisserarm wegdraaien.
De schuif in de richting van de pijl naar boven schuiven, tot deze vergrendelt.
Het ruitenwisserblad terugklappen tegen de ruitenwisserarm.
Het ruitenwisserblad van de ruitenwisserarm verwijderen.
Het nieuwe ruitenwisserblad in de houder op de ruitenwisserarm aanbrengen.
Daarbij de verschillende lengtes van de beide ruitenwisserbladen in acht nemen:
  • Chauffeurszijde: Lang ruitenwisserblad

  • Bijrijderszijde: Kort ruitenwisserblad

De schuif omlaagschuiven tot deze vergrendelt.
De ruitenwisserarm weer tegen de voorruit terugklappen.
Extra warmwaterverwarming met boordcomputer instellen
GEVAAR Levensgevaar door giftige uitlaatgassen

Wanneer de uitlaateindpijp geblokkeerd is of geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen giftige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmonoxide, de auto binnendringen. Dat is bijvoorbeeld het geval in gesloten ruimtes of als de auto in de sneeuw vastzit.

In gesloten ruimtes zonder afzuiginstallatie de standverwarming uitschakelen, bijvoorbeeld in de garage.
Als de motor of de standverwarming moet blijven draaien, de uitlaateindpijp en de omgeving van de auto sneeuwvrij houden.
Aan de luwzijde van de auto een ruit openen, om voldoende buitenlucht in het interieur te laten komen.
WAARSCHUWING Brandgevaar door hete onderdelen van de standverwarming en uitlaatgassen

Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren, gras of takken, kunnen ontsteken.

Als de standverwarming is ingeschakeld ervoor zorgen dat:
hete onderdelen van de auto niet in contact komen met brandbaar materiaal.
de uitlaatgassen ongehinderd via de uitlaateindpijp van de standverwarming naar buiten kunnen treden.
de uitlaatgassen niet met brandbaar materiaal in aanraking komen.
AANWIJZING Accu-ontlading door gebruik van de standverwarming-ventilatie

Het gebruik van de standverwarming-ventilatie belast de accu.

Uiterlijk na tweemaal verwarmen of ventileren van de auto een langere afstand rijden.
Voorwaarden
  • De brandstoftank is tot boven de reservestand gevuld.

  • Het voertuig is ingeschakeld.

Boordcomputer:
Instellingen
Verwarming
Inschakeltijdstip instellen
Instellingen selecteren.
De gewenste vertrektijd selecteren.
Vertrektijd activeren
De vertrektijd activeren door het plaatsen van een vinkje.

Houd er rekening mee dat A, B en C telkens overeenkomen met een geprogrammeerde vertrektijd.

De activering van de voorkeuzetijd is uitsluitend geldig tot de volgende keer dat het voertuig wordt ingeschakeld.

Voorkeuzetijd selecteren
De gewenste voorkeuzetijd A, B of C bepalen.

De gewenste voorkeuzetijd A, B of C verschijnt alleen, wanneer de vertrektijd door het plaatsen van een vinkje is geactiveerd.

De gewenste voorkeuzetijd selecteren door naar links of naar rechts te vegen, bijvoorbeeld A, B of C.