Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • EQA
  • SUV
  • 03/2022
app store google play
X

Printen
Aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig controleren van de velgen en banden
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door beschadigde banden

Beschadigde banden kunnen bandenspanningsverlies veroorzaken.

Banden regelmatig op schade controleren en beschadigde banden direct vervangen.
WAARSCHUWING Gevaar voor aquaplaning door te lage profieldiepte

Bij een te lage profieldiepte laat de grip van de banden te wensen over.

Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet aangepaste snelheid.

De profieldiepte en de toestand van het loopvlak van de band over de gehele breedte bij alle banden regelmatig controleren.
Minimumprofieldiepte bij
  • Zomerbanden: 3 mm

  • M+S-banden: 4 mm

De banden om veiligheidsredenen laten vervangen voordat de wettelijk voorgeschreven minimumprofieldiepte bereikt is.
De volgende controles regelmatig, ten minste eenmaal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor een langere rit of rijden in het terrein, bij alle wielen uitvoeren:
  • Controle van de bandenspanning meer

  • Visuele controle van de banden en velgen op beschadigingen

  • Controle van de ventieldopjes

  • Visuele controle van de profieldiepte en het loopvlak van de band over de gehele breedte.

    De minimumprofieldiepte bij zomerbanden bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.

Snelheidsbegrenzing bij winterbanden instellen
Multimediasysteem:
Instellingen
Voertuig
Winterbanden-limiet
Een snelheid selecteren of de functie uitschakelen.
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuwkettingen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door verkeerde montage van de sneeuwkettingen

Wanneer sneeuwkettingen op de achterwielen worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettingen in contact komen met de carrosserie of met onderdelen van het onderstel.

Nooit sneeuwkettingen op de achterwielen monteren.
Sneeuwkettingen alleen paarsgewijs op de voorwielen monteren.
AANWIJZING Beschadiging van onderdelen van de carrosserie of het onderstel door gemonteerde sneeuwkettingen

Wanneer bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen op de achterwielen worden gemonteerd, kunnen ze onderdelen van de carrosserie of het onderstel beschadigen.

Bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen alleen op de voorwielen monteren.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het volgende in acht nemen:
  • Sneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde velg-bandcombinatie toegestaan. Informatie hierover is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-servicewerkplaats.

  • Om veiligheidsredenen alleen de voor Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettingen of sneeuwkettingen met dezelfde kwaliteitsstandaard gebruiken.

  • De toegestane maximumsnelheid met gemonteerde sneeuwkettingen is 50 km/h.

  • Auto's met actieve parkeerassistent: Met gemonteerde sneeuwkettingen niet de actieve parkeerassistent gebruiken.

De maximumsnelheid kan voor het gebruik van winterbanden permanent worden begrensd meer.

Het ESP® kan voor het wegrijden worden uitgeschakeld meer. Zo kunnen de wielen doordraaien en een hogere aandrijfkracht opwekken.

Aanwijzingen met betrekking tot ruitreinigingsmiddel

De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfsstoffen in acht nemenmeer.

WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen in de motorruimte terechtkomt, kan het ontsteken.

Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeiervloeistofconcentraat naast de vulopening terechtkomt.
AANWIJZING Beschadigingen aan de exterieurverlichting door ongeschikt ruitreinigingsmiddel

Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen het kunststof oppervlak van de exterieurverlichting beschadigen.

Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat ook geschikt is voor kunststof oppervlakken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB WinterFit.
AANWIJZINGVerstopte sproeiers door menging van ruitensproeiervloeistoffen
MB SummerFit en MB WinterFit niet met andere ruitensproeiervloeistoffen mengen.

Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water gebruiken. Anders kan de niveausensor een onjuist niveau detecteren.

Geadviseerd ruitreinigingsmiddel:
  • Boven het vriespunt: Bijvoorbeeld MB SummerFit

  • Onder het vriespunt: Bijvoorbeeld MB WinterFit

De correcte mengverhouding is te vinden in de gegevens op de verpakking.

Ruitensproeiervloeistof het gehele jaar met ruitreinigingsmiddel mengen.

Ruitensproeierinstallatie bijvullen
GEVAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van onderhoudswerken tijdens het laadproces

Tijdens het laadproces staat het hogevollt-boordnet onder hoge elektrische spanning.

Tijdens het laadproces geen onderhoudswerken uitvoeren.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door oververhitte auto
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte auto of een brand in de motorruimte opent, kunnen zich de volgende situaties voordoen:
  • U kunt met hete gassen in contact komen.

  • U kunt met andere ontsnappende, hete bedrijfsstoffen in aanraking komen.

Bij een oververhitting of brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en de brandweer waarschuwen.
De oververhitte auto eerst laten afkoelen, als de motorkap moet worden geopend.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door bewegende delen

Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven werken of plotseling in werking treden.

Het volgende in acht nemen als de motorkap moet worden geopend:

De auto uitschakelen.
Nooit in de gevarenzone van bewegende onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik van de ventilator, grijpen.
Sieraden en horloges afdoen.
Kledingstukken en haren uit de buurt van bewegende delen houden.
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld het aandrijfsysteem en de radiateur.

Het aandrijfsysteem laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.
WAARSCHUWING Gevaar voor brand en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar.

Vuur, open licht, roken en vonkvorming vermijden bij het werken met het ruitensproeiervloeistofconcentraat.
De afsluitdop aan de lip lostrekken.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
WAARSCHUWING Inklemgevaar door ingeschakelde ruitenwissers bij het vervangen van de ruitenwisserbladen

Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken

Alvorens de ruitenwisserbladen te vervangen, altijd de ruitenwissers en de auto uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
De auto in- en direct weer uitschakelen.
Binnen circa 15 seconden de toets op de combischakelaar gedurende circa drie seconden indrukken meer.

De ruitenwisserarmen gaan naar de vervangingsstand.

Ruitenwisserbladen voorruit vervangen

De toestand van de ruitenwisserbladen regelmatig controleren en deze vervangen bij zichtbare beschadigingen of blijvende streepvorming.

De informatie over de onderhoudsindicatie in acht nemen.
Onderhoudsindicatie
De beschermfolie van de onderhoudsindicatie bij de punt van het blad van het nieuwe ruitenwisserblad lostrekken.

Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie verandert van zwart naar geel, de ruitenwisserbladen vervangen.

De tijd tot het veranderen van de kleur is afhankelijk van de gebruiksvoorwaarden.